ECLI:NL:RVS:2018:2384
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en opvang van vreemdeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 juli 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 maart 2017 was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 12 mei 2017 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling in hoger beroep ging.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en dat zij gedurende deze periode opvang en verstrekkingen zou ontvangen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de vreemdeling in het licht van eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 20 december 2016, toegewezen.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 501,00 bedragen, ter dekking van de kosten voor rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 juli 2018.