ECLI:NL:RVS:2018:2348
Raad van State
- Hoger beroep
- J.E.M. Polak
- N. Verheij
- D.J.C. van den Broek
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van het college bij handhaving van een last onder dwangsom met betrekking tot een geluidswal
In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellante] en het college van burgemeester en wethouders van Menameradiel (thans: Waadhoeke) over een opgelegde last onder dwangsom met betrekking tot een geluidswal. De last onder dwangsom werd opgelegd op 11 april 2014, en betreft de aanleg van een geluidswal tussen recreatiepark [belanghebbende] te Menaldum en de A31. De vergunning voor de aanleg van de geluidswal werd op 29 januari 2008 verleend. [appellante] betoogt dat het college niet bevoegd is om handhavend op te treden tegen het aanbrengen van glooiingen aan de noordzijde van de geluidswal, omdat deze in overeenstemming met de vergunning zijn gerealiseerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat er onduidelijkheid bestaat over de contouren van de vergunning, waardoor het college niet bevoegd is om handhavend op te treden.
De Afdeling heeft het beroep van [appellante] gegrond verklaard en het besluit van 20 juli 2017 vernietigd, omdat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden tegen de uitvoering van de geluidswal. De uitspraak van 15 februari 2017 heeft vastgesteld dat de vergunning onvoldoende duidelijkheid biedt over de contouren aan de noordzijde van de geluidswal. De Afdeling heeft bepaald dat het besluit van 11 april 2014 moet worden herroepen voor zover het betrekking heeft op het aanbrengen van grond boven het maaiveld aan de noordzijde van de wal. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan [appellante].