ECLI:NL:RVS:2018:2321

Raad van State

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
201708391/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en kostenverhaal bij overtreding van de Afvalstoffenverordening

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Deventer, waarbij spoedeisende bestuursdwang is toegepast wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2009 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Het college had op 27 juli 2017 besloten dat de kosten van de bestuursdwang, ter hoogte van € 91,00, voor rekening van de appellant zouden komen. De appellant, wonend te Deventer, had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar op 18 september 2017 ongegrond. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 2 juli 2018 behandeld. De appellant betoogde dat hij de huisvuilzak niet op de juiste wijze had kunnen aanbieden, omdat de ondergrondse container vol was en hij geen tijd had om de zak naar een andere container te brengen. De Afdeling overwoog echter dat de appellant, ondanks de omstandigheden, verplicht was om de huisvuilzak op de juiste wijze ter inzameling aan te bieden. De Afdeling concludeerde dat de kosten van de bestuursdwang terecht voor rekening van de appellant kwamen, omdat er geen sprake was van overmacht.

De Afdeling verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. A.J. Soede, griffier. De uitspraak vond plaats op 11 juli 2018.

Uitspraak

201708391/1/A1.
Datum uitspraak: 11 juli 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Deventer,
en
het college van burgemeester en wethouders van Deventer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juli 2017 heeft het college zijn beslissing om op 18 juli 2017 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2009 van de gemeente Deventer aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van de bestuursdwang (€ 91,00) voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 18 september 2017 heeft het college het door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juli 2018, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.M.M. Hutten-Bekemeier, is verschenen.
Overwegingen
1.1.    Artikel 10 van de Afvalstoffenverordening 2009 luidt:
"1. Het is de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4, tweede lid, een inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening of het betreffende brengdepot.
[…]"
2.    De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 18 juli 2017 is aangetroffen naast de ondergrondse container aan de Smedenstraat (hierna: de ORAC). Niet in geschil is dat de huisvuilzak van [appellant] afkomstig is.
3.    Voor zover [appellant] betoogt dat de Afvalstoffenverordening en het Uitvoeringsbesluit niet zijn overtreden, omdat gebleken is dat de ORAC niet werkzaam was, overweegt de Afdeling dat niet in geschil is dat [appellant] de huisvuilzak naast de ORAC heeft geplaatst. Dit is in strijd met artikel 10, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening. Er is dan ook sprake van een overtreding.
4.    [appellant] betoogt dat het college de kosten niet voor rekening van hem had mogen brengen. Daartoe voert hij aan dat gebleken is dat de ORAC niet werkzaam was. Bovendien had hij geen tijd om de huisvuilzak bij een andere ondergrondse container aan te bieden of de vuilniszak naar huis te brengen, omdat hij de laatste trein naar Schiphol moest halen.
4.1.    Artikel 5:25, eerste lid, van de Awb luidt:
"De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen".
4.2.    In artikel 5:25 van de Awb is neergelegd dat bestuursdwang en kostenverhaal als regel samengaan. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:499), kan voor het maken van een uitzondering blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling onder meer aanleiding bestaan indien de aangeschrevene van de ontstane situatie geen verwijt kan worden gemaakt en bij het ongedaan maken van de met het recht strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken, dat de kosten redelijkerwijs niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene behoren te komen. Ook andere bijzondere omstandigheden kunnen het bestuursorgaan nopen tot het geheel of gedeeltelijk afzien van het kostenverhaal.
4.3.    Blijkens informatie van 30 augustus 2017 van Circulus-Berkel, de beheerder van de ondergrondse container, was op 18 juli 2017 de ORAC vol. De zogenoemde uitwijkcontainer was blijkens die informatie niet vol.
De omstandigheid dat de ORAC vol was, ontslaat [appellant] niet van de verplichting om de huisvuilzak op juiste wijze ter inzameling aan te bieden. Dit houdt in dat als een container vol is, de huisvuilzak in een andere container gedeponeerd dient te worden dan wel weer mee naar huis dient te worden genomen. Uit de informatie van Circulus-Berkel blijkt dat het mogelijk was de huisvuilzak in andere container te deponeren. De door [appellant] gestelde omstandigheid -wat daar van zij- dat hij geen tijd had om de huisvuilzak in de zogenoemde uitwijkcontainer te deponeren of deze terug naar huis te brengen, betekent niet dat er sprake was van een situatie van overmacht. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot het verhalen van de kosten van de toegepaste bestuursdwang.
Het betoog faalt.
5.    Het beroep is ongegrond.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.
w.g. Hoogvliet    w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2018
270.