ECLI:NL:RVS:2018:2252
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H. Troostwijk
- D.A. Verburg
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake asielaanvragen van vreemdelingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 23 maart 2018. De rechtbank had in die uitspraak de aanvragen van vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en de besluiten van de staatssecretaris van 30 januari 2018 vernietigd. De staatssecretaris had deze aanvragen afgewezen, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had onderbouwd dat de autoriteiten in Cuba bescherming bieden tegen de geloofwaardig geachte mishandeling van de vreemdelingen.
De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de grief van de staatssecretaris beoordeeld. De Afdeling concludeert dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn besluiten. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van dezelfde datum, ECLI:NL:RVS:2018:2168, waarin de relevante vragen zijn beantwoord.
De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep kennelijk gegrond is en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd. De beroepen van de vreemdelingen tegen de besluiten van de staatssecretaris worden ongegrond verklaard, omdat er geen beroepsgronden meer zijn die bespreking behoeven. De Afdeling beslist dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.