ECLI:NL:RVS:2018:1920

Raad van State

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
201804175/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting

Op 11 juni 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om te bepalen dat zijn uitzetting achterwege blijft, welke aanvraag op 23 januari 2017 buiten behandeling was gesteld. Hiertegen had de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar dit werd op 20 maart 2017 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 19 april 2018 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld.

In het verzoek om voorlopige voorziening heeft de vreemdeling gevraagd om te bepalen dat hij niet wordt uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft, in het licht van eerdere uitspraken, geoordeeld dat het verzoek voor toewijzing in aanmerking komt. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 501,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er op het hoger beroep is beslist, waarmee de vreemdeling in zijn verzoek is gehonoreerd.

Uitspraak

201804175/2/V1.
Datum uitspraak: 11 juni 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 19 april 2018 in zaak nr. 17/6457 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 23 januari 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 te bepalen dat zijn uitzetting achterwege blijft, buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 20 maart 2017 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 april 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, komt het verzoek, in het licht van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 20 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3350, op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. De Vink
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2018
154.