BIJLAGE
1. In deze verordening wordt onder "zeewateren" het volgende verstaan:
alle wateren ten noorden en ten westen van een lijn die loopt van een punt op 48° noorderbreedte en 18° westerlengte, vandaar rechtwijzend noord tot 60° noorderbreedte, vandaar rechtwijzend oost tot 5° westerlengte, vandaar rechtwijzend noord tot 60°30' noorderbreedte, vandaar rechtwijzend oost tot 4° westerlengte, vandaar rechtwijzend noord tot 64° noorderbreedte, vandaar rechtwijzend oost tot de kust van Noorwegen.
alle wateren benoorden 48° noorderbreedte, met uitzondering van de wateren in gebied 1 en de ICES-sectoren III b, III c, en III d.
alle wateren in de ICES-deelgebieden VIII en IX.
In deze verordening wordt verstaan onder:
g) "geankerd kieuwnet" of "warnet": elk enkelwandig staand net dat op enigerlei wijze op de zeebodem is verankerd, of verankerd kan worden;
1. Voor elk van de in bijlagen VI en VII genoemde gebieden of geografische zones en, in voorkomend geval, voor het overeenkomstige tijdvak is het verboden verankerde kieuwnetten, warnetten of schakels aan boord te hebben of te gebruiken tenzij:
a. a) de met dat net verrichte en aan boord gehouden vangst voor niet minder dan 70 % uit doelsoorten bestaat; en
b) - bij verankerde kieuwnetten en warnetten, de maaswijdte overeenkomt met een van de in de betreffende bijlage vermelde klassen,
2. Het minimumpercentage van de doelsoorten mag worden bereikt door de hoeveelheden van alle gevangen doelsoorten samen op te tellen.
Staand vistuig: Gebieden 1 en 2
2. Voor het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder "vis":
a. vissen van de door Onze Minister aangewezen soorten en delen van deze vissen;
3. Voor het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder "vissen":
a. het te water brengen, te water hebben, lichten of ophalen van vistuigen alsmede het op enigerlei andere wijze pogen om vis uit het water te bemachtigen;
4. Voor het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder:
c. "kustvisserij": het vissen in de bij algemene maatregel van bestuur als kustwater aangewezen wateren;
1. In het belang van de visserij in de wateren, bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regelen worden gesteld, die kunnen strekken tot instandhouding dan wel uitbreiding van de visvoorraden in die wateren onderscheidenlijk tot een beperking van de vangstcapaciteit.
2. Bij het stellen van regelen als bedoeld in het eerste lid, wordt mede rekening gehouden met de belangen van de natuurbescherming.
1. Als beschermde inheemse diersoort worden aangemerkt:
d. alle van nature in Nederland voorkomende soorten vissen, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet 1963 van toepassing is.
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.
1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Tenzij anders is bepaald is dit besluit van toepassing op de visserij in de wateren bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel b en c, van de wet.
1. In het belang van de visserij is Onze Minister bevoegd regelen te stellen:
a. ter uitvoering van op grond van internationale overeenkomsten of van besluiten van volkenrechtelijke organisaties opgelegde verplichtingen of verleende bevoegdheden;
b. ter verzekering van de instandhouding dan wel uitbreiding van de visvoorraden.
2. Bij het stellen van regelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b,
b. wordt, voor zover de regelen betrekking hebben op de visserij in de wateren, bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel c, van de wet, mede rekening gehouden met de belangen van de natuurbescherming.
2. Indien de in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, bedoelde regelen een verbod tot het verrichten van bepaalde handelingen inhouden, kan worden bepaald, dat het verbod niet geldt voor degene, die voorzien is van een vergunning van Onze Minister.
3. Aan een vergunning, als bedoeld in het vorige lid, kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kan onder beperkingen worden verleend. Zij kan worden ingetrokken.
In deze regeling wordt verstaan onder:
d. kustwateren: als zodanig in artikel 2 van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 aangewezen wateren;
aa. wet: Visserijwet 1963;
bb. vistuig van het type staand want: kieuwnetten en warrelnetten als bedoeld in bijlage I, tabel 3, van verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 december 2003 betreffende de communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (PbEU L5);
Als vissen, onderscheidenlijk schaal- en schelpdieren als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, van de wet, worden aangewezen de in de bijlage 1 opgenomen soorten.
1. Het is verboden te vissen in het zeegebied en de kustwateren met een aalfuik, staand want, hoekwant, aalkistje, ankerkuil of enig ander vast vistuig, niet zijnde een vistuig, bestemd voor het vangen van schelpdieren.
1. Bij het verlenen van vrijstellingen of ontheffingen alsmede bij het daaraan verbinden van voorschriften en het verlenen onder beperkingen, als bedoeld in artikel 6d, tweede lid, van het Reglement zee- en kustvisserij 1977, en de artikel 11 en 12, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, wordt mede rekening gehouden met de belangen van de natuurbescherming.
2. Aan vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen als bedoeld in onderhavige regeling, kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kunnen onder beperkingen worden verleend. Zij kunnen worden ingetrokken.
3. Niet naleven van beperkingen of voorschriften als bedoeld in het eerste lid, wordt aangemerkt als handelen zonder vrijstelling, ontheffing of vergunning als bedoeld in het tweede lid.
1. De in de artikelen 12, 17, onderdelen b, c en d, 19 en 21 gestelde verboden, gelden niet voor degene, die is voorzien van een vergunning van de Minister.
Bijlage 1, behorend bij artikel 2
Vissen, schaal- en schelpdieren, bedoeld in artikel 1, tweede lid, letter a, onderscheidenlijk letter b, van de wet:
20. Elft, Alosa alosa (Linnaeus, 1758)
21. Fint, Alosa fallax (Lacépède, 1803)
60a Rivierprik, Lampetra fluviatilis (Linnaeus, 1758)
90. Zalm, Salmo salar, Linnaeus, 1758
93. Zeeforel, Salmo trutta trutta, Linnaeus, 1758
1.1Inleiding
[…] Dit beleidsbesluit heeft als titel meegekregen «Vast en zeker». Met deze titel wordt tot uitdrukking gebracht de wens van de Regering om de kleine groep van vaste vistuigenvissers voor een langere periode ruimte te bieden dat ze hun visserij op rendabele wijze kunnen uitoefenen. […] Het vaak kleinschalige karakter van deze vorm van visserij past in de lokale cultuur. Deze vissers zijn onderdeel van een cultuur die boven de visserijwereld uitgaat. Dit beleidsbesluit bevat enkele ingrijpende maatregelen en de nadere uitwerking en invulling hiervan zal in nauw overleg met de sector worden uitgewerkt. Dit besluit is er echter primair op gericht deze vaak ambachtelijke visserij voor de Nederlandse kustwateren ruimte te bieden: Vast en zeker!
1.2Probleemanalyse
[…] Doordat er over de visserij met vaste vistuigen weinig kennis is en de sturing op de daadwerkelijke inzet van vistuigen grotendeels ontbreekt, kan de duurzaamheid moeilijk worden vastgesteld. In het verleden zijn namelijk zeer veel vergunningen voor de visserij met vaste vistuigen uitgegeven. Veel van die vergunningen worden in de praktijk niet of nauwelijks gebruikt maar in potentie is een grote visserij-inspanning mogelijk. Er zijn ook zeer veel verschillende soorten vergunningen afgegeven in het verleden. Met dit beleidsbesluit wordt gestreefd naar meer uniformiteit in de vergunningen.
2.3Beleidskaders
[…] Een groot deel van de visserij met vaste vistuigen vindt plaats in gebieden die onder de Natuurbeschermingswet (hierna: NB-wet) vallen, zoals de Waddenzee en de Oosterschelde. Voor deze vormen van visserij is dan ook een vergunning op grond van de NB-wet nodig. De visserij wordt ook in gebieden beoefend die zijn aangewezen als speciale beschermingszones (SBZ) in het kader van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Deze laatste gebieden betreffen naast de reeds genoemde Waddenzee en Oosterschelde o.a. de Voordelta, Westerschelde en Eems/Dollard. Voor al deze wateren moet bij de verstrekking van de visserijvergunning ook een toetsing aan de Habitat- en Vogelrichtlijn plaatsvinden.
2.5Vergunningverlening
In de beroepsmatige visserij met vaste vistuigen zijn twee typen publiekrechtelijke vergunningen te onderscheiden:
• «Traditionele» vergunningen
• «Tijdelijke» vergunningen
Dit zijn vergunningen die voor de eerste maal vanaf medio 1989 zijn verleend aan nieuwe aanvragers. In januari 2002 omvatte deze groep ca. 250 vergunningen (verdeeld over ca. 200 vergunninghouders). Deze categorie bestaat deels uit «slapende» vergunningen die in de praktijk niet of nauwelijks worden gebruikt. […] De totale groep «tijdelijke» vergunninghouders vormt in potentie echter wel een aanzienlijk gebruik. […]
3. Doelstellingen van het beleid
Dit beleidsbesluit bevat het beleid ter zake van de visserij met vaste vistuigen. Dit besluit vormt het beleidskader voor de komende jaren. Op basis van de landelijke beleidsdoelstellingen voor de kustwateren en de ontwikkelingen binnen het visserijbeleid is de volgende hoofddoelstelling voor het visserijbeleid voor de vaste vistuigen geformuleerd:
De visserij met vaste vistuigen wordt uitgevoerd door beroepsmatige en recreatieve vissers. De uitvoering van de visserij is duurzaam en in balans met de ecologische waarden van het kust-ecosysteem. De beroepsgroep is in staat haar verantwoordelijkheid te nemen. […]
Om deze beleidsdoelstelling te bereiken zet het nieuwe beleid in op:
• registratie van de vangsten ten behoeve van evaluatie en eventuele bijstelling van het beleid
• reductie van de potentiële visserijdruk
• vereenvoudigde regelgeving door de grote verscheidenheid aan typen vergunningen (momenteel zijn er tientallen verschillende soorten vergunningen in omloop) terug te brengen tot een standaardvergunning voor de vrije grond
• toetsing aan de NB-wet en/of Vogel- en Habitatrichtlijn
• stimuleren van een co-management regime vergelijkbaar met dat in andere visserijsectoren.
• impuls aan bestandsbeheer, o.a. door uitbreiding vaste visvakken
• verkrijgen van inzicht over de ecologische gevolgen van de diverse vormen van staand want visserij
• volgen van de omvang en eventuele toename effecten van de recreatieve visserij met vaste vistuigen
4. Beleidsmaatregelen
4.1Onderscheid «tijdelijke» en «traditionele» vergunning verdwijnt
Per 1 april 2003 komen alle «tijdelijke» vergunningen te vervallen. […] Voor zover de «traditionele» vergunning betrekking heeft op de visserij met staand want, zonder dat hiervoor een maximale lengte geldt, dan zal een maximale lengte gelden van 2500 meter staand want. […]
4.2Inkomenstoets
De houders van een «tijdelijke» vergunning komen in aanmerking voor een overdraagbare vergunning voor de regio waarvoor de «tijdelijke» vergunning was verleend, indien zij voldoen aan de eis van een bedrijfsmatige visserij. Hiervoor wordt een inkomenstoets doorgevoerd. Indien niet wordt voldaan aan de inkomenstoets, dan komt de aanvrager niet langer in aanmerking voor een vergunning. […]
4.3 «Standaardvergunning» voor de vrije gronden
[…] Ten aanzien van de haven van IJmuiden en de Maasmonding/ Europoortgebied geldt een bijzondere situatie. Mede gelet op scheepvaart-technische overwegingen is in overleg met de waterbeheerders overeengekomen dat de huidige visserij-intensiteit in elk geval niet zal uitbreiden. […]
4.8Staand want visserij
De ecologisch ongewenste effecten van de visserij met staand want die uit de literatuur bekend zijn, betreffen vooral de bijvangst van vogels en soms van zeezoogdieren als bruinvissen en zeehonden. Voor het bestaan van dergelijke problemen in de Nederlandse kustwateren bestaan nauwelijks aanwijzingen (met uitzondering van de bijvangst van vogels in staand want op de droogvallende platen in de Waddenzee). De uitvoering van de kleinschalige visserij met vaste vistuigen die zich niet richt op gequoteerde soorten kent bovengenoemde problemen in veel mindere mate, doordat de netten anders van aard zijn (bijv. zeer lage botnetten) of de manier van vissen anders is (bijv. hardervisserij). […]
In de Oosterschelde staat de staand want visserij vooral ter discussie, omdat deze een duurzaam beheer van de kreeftenstand in de weg staat. […]
Uitgangspunt in dit beleidsbesluit is dat het gebruik van staand want op de vrije gronden uitsluitend op basis van de «traditionele» vergunning gedurende een overgangstermijn van maximaal vijf jaar wordt toegestaan, echter zodanig dat het vistuig bij laag water op droogvallende platen niet overeind staat. Vanaf 31 december 2007 zal de visserij met staand want niet langer worden toegestaan, tenzij de sector tot genoegen van de Staat weet aan te tonen dat de visserij met staand want ecologisch inpasbaar zal blijken te zijn. […]
Het beleid zoals dat in het Beleidsbesluit ten aanzien van de staand want visserij is neergelegd zal worden aangepast. […]
Het beleid voor de staand want visserij op de droogvallende platen in de Waddenzee zoals deze in het Beleidsbesluit staat genoemd, blijft echter ongewijzigd. […]
Ten aanzien van de overige wateren zal het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zorgdragen voor onderzoek naar de ecologische inpasbaarheid van het staand want. De resultaten hiervan dienen voor 2007 bekend te zijn. Bij dit onderzoek zal gebruik worden gemaakt van de kennis en de ervaring die bij de visserijsector aanwezig zijn. Eerst op basis van de resultaten van dit onderzoek zal worden besloten of de staand want visserij in de overige kustwateren per 31-12-2007 zal worden verboden. […]