ECLI:NL:RVS:2018:184
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak hebben twee vreemdelingen, verzoekers, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun hoger beroep tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 8 december 2017 de aanvragen van de vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag had op 29 november 2017 de beroepen van de vreemdelingen tegen deze besluiten ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat zij tijdens de behandeling van het hoger beroep zouden worden uitgezet.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 januari 2018 uitspraak gedaan. De rechter overwoog dat het verzoek van de vreemdelingen, gezien de omstandigheden en eerdere uitspraken, voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met hun verzoek, tot een bedrag van € 501,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de bescherming van vreemdelingen in asielprocedures, vooral in situaties waarin hun uitzetting op het spel staat tijdens de rechtsgang.