ECLI:NL:RVS:2018:1790

Raad van State

Datum uitspraak
30 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
201704917/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J.C. van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning voor voetbalkooi in Wassenaar

Op 30 mei 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een omgevingsvergunning voor het bouwen van een voetbalkooi in Wassenaar. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar, dat op 13 juli 2016 een omgevingsvergunning verleende voor de bouw van de voetbalkooi op een grasveld achter de Wethouder Huibregtseschool. De appellant, wonend te Wassenaar, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat hij van mening is dat de voetbalkooi de zichtlijnen en de ruimtelijke beleving van het plantsoen aantast.

De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de appellant ongegrond op 9 mei 2017, waarna de appellant hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 4 mei 2018 heeft de Afdeling de zaak behandeld, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.H. van Gelderen, en het college werd vertegenwoordigd door mr. E.C.M. de Heij.

De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning niet in strijd was met het bestemmingsplan. De Afdeling concludeerde dat de voetbalkooi kan worden aangemerkt als een speelvoorziening en dat de vergunning ook betrekking heeft op de verharding onder de voetbalkooi. Het hoger beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201704917/1/A1.
Datum uitspraak: 30 mei 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Wassenaar,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 mei 2017 in zaak nr. 16/9646 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar.
Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2016 heeft het college de gemeente Wassenaar een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een voetbalkooi op een grasveld achter de Wethouder Huibregtseschool aan de Burmanlaan te Wassenaar.
Bij besluit van 18 oktober 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de bij besluit van 13 juli 2016 verleende omgevingsvergunning gewijzigd in stand gelaten.
Bij uitspraak van 9 mei 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 mei 2018, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.H. van Gelderen, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.C.M. de Heij, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Op 31 mei 2016 heeft de gemeente Wassenaar een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een voetbalkooi met een omvang van 16 bij 27 m op een grasveld in het plantsoen achter de Wethouder Huibregtseschool. Bij brief van 10 oktober 2016 heeft de gemeente de aanvraag gewijzigd in die zin dat de voetbalkooi in zijn geheel niet hoger is dan 3 m. Met het besluit van 18 oktober 2016 heeft het college de bij besluit van 13 juli 2016 verleende omgevingsvergunning met inachtneming van deze wijziging in stand gelaten. De voetbalkooi is inmiddels gerealiseerd. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteit bouwen. [appellant] heeft bezwaar tegen de voetbalkooi, omdat deze de zichtlijnen en de ruimtelijke beleving van het plantsoen, waaraan hij woont, aantast.
2.    De locatie van de voetbalkooi heeft ingevolge het bestemmingsplan "Hofcamp 2013" (hierna: het bestemmingsplan) de bestemming "Groen", de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" en de functieaanduiding "Specifieke vorm van waarde - archeologie 6". De planregels die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
3.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aanvraag niet in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de voetbalkooi een speelvoorziening is als bedoeld in artikel 10.1, eerste lid, onder e, van de planregels. Volgens [appellant] is een voetbalkooi niet een speelvoorziening, maar een voor sport en spel ingerichte speelplaats. Onder speelvoorzieningen worden in het normale spraakgebruik de voorzieningen begrepen die het spelen mogelijk maken, zoals een schommel of een wip. Een speelplaats is daarentegen een zelfstandig afgebakende ruimte met een relatief forse oppervlakte. Een speelvoorziening kan zonder een speelplaats bestaan. Een voor voetbal ingerichte speelplaats is volgens [appellant] in ieder geval niet toegestaan, omdat het bestemmingsplan ter plaatse niet in een sportgelegenheid voorziet. De planwetgever heeft ook een gewone speelplaats binnen de bestemming "Groen" niet toegestaan, omdat dit niet past in het parkachtige karakter, aldus [appellant].
3.1.    De betekenis van het begrip "speelvoorziening" is in het bestemmingsplan niet omschreven, zodat de rechtbank voor de uitleg van dit begrip aansluiting heeft kunnen zoeken bij de betekenis die daaraan in het normale spraakgebruik wordt gegeven. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 16 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:163), dient volgens het normale spraakgebruik onder een speelvoorziening te worden verstaan een in de openbare ruimte - buiten - gelegen gelegenheid om te kunnen spelen. De voetbalkooi kan, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, daaronder worden begrepen. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 9 april 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1216), waarin een kunstgrasvoetbalveld als speelvoorziening is aangemerkt.
Het betoog faalt.
4.    [appellant] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voetbalkooi geen afbreuk doet aan de aanwezige cultuurhistorische waarden, zodat er geen aanleiding is om nadere eisen te stellen als bedoeld in artikel 10.3 van de planregels. Volgens [appellant] gaat het college er ten onrechte vanuit dat de locatie een bestaand speelveld is en dat de voetbalkooi een open en transparant karakter heeft. Een grasveld heeft, anders dan een voetbalkooi, meerdere functies en een andere uitstraling, aldus [appellant].
4.1.    Niet in geschil is dat de locatie waarop de voetbalkooi is gerealiseerd voorheen was ingericht als een voetbalveld met twee doelen. Dat dit voetbalveld, als gesteld en wat daar verder van zij, weinig werd gebruikt, betekent niet dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college die inrichting van de locatie bij zijn besluitvorming heeft mogen betrekken. Het college heeft toegelicht dat de voetbalkooi achter de huidige bebouwing is geplaatst en dat er daardoor sprake is van clustering van bebouwing, waarbij rekening is gehouden met de cultuurhistorische zichtlijnen als bedoeld in de toelichting bij het bestemmingsplan en de Gebiedsinventarisatie cultuurhistorische waarden van TasT van maart 2012. Het college stelt terecht dat de in de rapportage van TasT genoemde zichtlijnen, die lopen over de Clematislaan, met de Wethouder Huibregtseschool in de as, en de Zijlwatering, door de voetbalkooi niet worden aangetast. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, terecht tot de conclusie gekomen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voetbalkooi geen inbreuk maakt op cultuurhistorische waarden, zodat er geen aanleiding is om op grond van artikel 10.3 van de planregels nadere eisen te stellen.
Het betoog faalt.
5.    [appellant] betoogt tot slot dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de verleende vergunning niet ziet op de asfaltlaag waarop de voetbalkooi is gerealiseerd, terwijl de voetbalkooi daar wel onverbrekelijk mee is verbonden. De verleende vergunning ziet dus niet op het hele bouwwerk, aldus [appellant].
5.1.    Het college heeft in de reactienota in bezwaar van 1 september 2016 toegelicht dat de verharding onder de voetbalkooi een oppervlakte heeft van (17 * 30 =) 510 m² en dat de staanders van het hek ongeveer 95 cm de grond in worden geheid. Dit betekent dat de maatvoering van de voetbalkooi voldoet aan de in artikel 23.3.2, aanhef en onder c, van de planregels gestelde voorwaarden, zodat het bouwverbod van artikel 23.3.1 niet geldt. De rechtbank is, gelet op deze toelichting, terecht tot de conclusie gekomen dat het asfalteren van het speelveld met het besluit van 18 oktober 2016 als onderdeel van de activiteit bouwen is vergund. Ter zitting heeft het college toegelicht dat hij, omdat de aanvraag van 31 mei 2016 ook op de activiteit aanleggen ziet, in bijlage 2 van het besluit van 13 juli 2016 heeft uiteengezet dat voor deze activiteit geen vergunningplicht geldt.
Het betoog faalt.
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Van den Broek    w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2018
531-845. BIJLAGE
Bestemmingsplan "Hofcamp 2013"
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt onder:
[…]
cultuurhistorische waarde: De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens daarvan in de loop der geschiedenis heeft gemaakt.
[…].
Artikel 10 (Groen (G)
lid 10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
[…]
e. speelvoorzieningen en/of kunstwerken;
[…].
lid 10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de cultuur-historische waarden in de groenstructuur. In geval van ingrepen in (delen van) de groenstructuren die onderdeel uitmaken van de cultuurhistorische hoofdstructuur, zoals vastgelegd in de rapportage van Tast, gedateerd maart 2012, moet onderbouwd hoe die waarden in stand gehouden worden.
Artikel 23 Waarde Archeologie (WR-A) (dubbelbestemming)
[…]
lid 23.3 Bouwregels
23.3.1 Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.
23.3.2
Het bepaalde in artikel 23.3.1 is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende bouwwerken:
[…]
c.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van archeologie 6’: een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 1000 m² en waarbij de bodemingreep niet dieper reikt dan 100 cm beneden maaiveld
[…].