ECLI:NL:RVS:2018:175

Raad van State

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
19 januari 2018
Zaaknummer
201800439/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting naar Duitsland

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 januari 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 28 november 2017 niet-ontvankelijk was verklaard. Tevens was zijn verblijf als gemeenschapsonderdaan beëindigd en was hij ongewenst verklaard. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze besluiten en stelde hoger beroep in tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 9 januari 2018 het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag eveneens niet-ontvankelijk had verklaard.

Op 17 januari 2018 verzocht de vreemdeling de rechtbank om een voorlopige voorziening in verband met zijn feitelijke uitzetting, die op 19 januari 2018 zou plaatsvinden. De voorzieningenrechter overwoog dat het bezwaar tegen de feitelijke uitzetting geen kans van slagen had, aangezien het ingediend was hangende het hoger beroep. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen grond was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak in hoger beroep zou worden vernietigd en dat de rechtmatigheid van de uitzetting niet in twijfel kon worden getrokken. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 januari 2018.

Uitspraak

201800439/2/V3.
Datum uitspraak: 18 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 9 januari 2018 in zaak nr. NL17.13777 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 28 november 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard, zijn verblijf als gemeenschapsonderdaan beëindigd en hem ongewenst verklaard.
Tegen het besluit voor zover het betreft de verblijfsbeëindiging en de ongewenstverklaring heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak van 9 januari 2018 heeft de rechtbank het tegen de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W. Spijkstra, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Daarnaast heeft de vreemdeling krachtens artikel 72, derde lid, van de vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) bezwaar gemaakt tegen zijn feitelijke uitzetting en op 17 januari 2018 de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is door de griffier van de rechtbank ter behandeling aan de voorzieningenrechter doorgezonden.
Overwegingen
1.    Het bezwaar tegen de feitelijke uitzetting is ingediend hangende het hoger beroep in de procedure over het besluit van 28 november 2017. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ2788, staat onder deze omstandigheden tegen de feitelijke uitzetting - waarvan is aangekondigd dat deze op 19 januari 2018, om 12:35 uur zal plaatsvinden - geen bezwaar open en wordt het door de vreemdeling krachtens artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 gemaakte bezwaar aangemerkt als een aanvulling op het bij de voorzieningenrechter ingediende verzoek.
2.    Het verzoek is erop gericht te voorkomen dat de vreemdeling wordt uitgezet naar Duitsland.
3.    Er is thans geen grond om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep zal worden vernietigd en dat niet van de rechtmatigheid van de uitzetting en de wijze waarop deze wordt geëffectueerd kan worden uitgegaan. Hoewel aan de vreemdeling is aangekondigd dat hij op zeer korte termijn zal worden uitgezet, ziet de voorzieningenrechter onder deze omstandigheden geen aanleiding om een voorziening, als verzocht, te treffen.
4.    Het verzoek dient als ongegrond te worden afgewezen.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.
w.g. Van der Spoel    w.g. Vonk
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2018
345.