ECLI:NL:RVS:2018:1655
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling in vreemdelingenbewaring tegen uitspraak rechtbank Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 1 maart 2018. De vreemdeling heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 19 maart 2018, beroep ingesteld. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag over de rechtmatigheid van de nieuwe werkwijze van de staatssecretaris bij het in bewaring stellen van Dublinclaimanten behandeld. De Afdeling heeft geoordeeld dat de grief slaagt en dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris is alsnog gegrond verklaard. De vrijheidsontnemende maatregel is opgeheven, waardoor een daartoe strekkend bevel achterwege kan blijven.
De vreemdeling heeft recht op een schadevergoeding van € 960,00 voor de periode van 1 maart 2018 tot 13 maart 2018. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 1.503,00 bedragen, te betalen door de griffier van de Raad van State. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. H. Vonk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 mei 2018.