ECLI:NL:RVS:2018:1549

Raad van State

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
201709383/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
  • M.L.D.J. van Heijst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 mei 2018 uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoekster] om herziening van een eerdere uitspraak van 5 oktober 2016. In die eerdere uitspraak werd het hoger beroep van [verzoekster] tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 december 2015 ongegrond verklaard. Tevens werd een beroep tegen een besluit van het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Rivierenland van 9 februari 2016 ongegrond verklaard. De uitspraak van 5 oktober 2016 is eerder bevestigd in een uitspraak van 15 november 2017, waarin een verzoek om herziening van die uitspraak werd afgewezen.

[Verzoekster] heeft opnieuw verzocht om herziening van de uitspraken van 5 oktober 2016 en 15 november 2017. De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 april 2018, waar [verzoekster] aanwezig was. De Afdeling overweegt dat op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) herziening van een onherroepelijke uitspraak mogelijk is, mits er feiten of omstandigheden zijn die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en tot een andere uitspraak zouden hebben geleid als ze eerder bekend waren geweest.

De Afdeling concludeert dat [verzoekster] geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die aan de voorwaarden van artikel 8:119 voldoen. Het verzoek is daarom niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 mei 2018.

Uitspraak

201709383/1/A2.
Datum uitspraak: 9 mei 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
verzoekster,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb).
Procesverloop
Bij uitspraak van 5 oktober 2016 in zaak nr. 201600509/1/A2 (ECLI:NL:RVS:2016:2623) heeft de Afdeling het door [verzoekster] tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 december 2015 ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard, de aangevallen uitspraak bevestigd en een beroep tegen een besluit van het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Rivierenland van 9 februari 2016 ongegrond verklaard. De uitspraak van 5 oktober 2016 is aangehecht.
Bij uitspraak van 15 november 2017 in zaak nr. 201608910/1/A2 (ECLI:NL:RVS:2017:3087) heeft de Afdeling een verzoek van [verzoekster] om herziening van de uitspraak van 5 oktober 2016 afgewezen.
[verzoekster] heeft de Afdeling verzocht om de uitspraken van 5 oktober 2016 en 15 november 2017 te herzien.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college en [verzoekster] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 april 2018, waar [verzoekster] is verschenen.
Overwegingen
1.    Artikel 8:119 van de Awb luidt:
"1. De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
(…)"
2.    Bij uitspraak van 15 november 2017 heeft de Afdeling een eerder verzoek van [verzoekster] om herziening van de uitspraak van 5 oktober 2016 afgewezen. Gelet op de omstandigheid dat op grond van artikel 8:119 van de Awb immer van de oorspronkelijke uitspraak herziening kan worden gevraagd, indien de in dat artikel genoemde feiten en omstandigheden zich voordoen, heeft het doen van een verzoek om herziening van een uitspraak waarbij reeds eerder met toepassing van artikel 8:119 van de Awb een verzoek om herziening van de oorspronkelijke uitspraak is afgewezen, geen zin. De Afdeling zal zich daarom beperken tot het verzoek om herziening van de oorspronkelijke uitspraak van de Afdeling van 5 oktober 2016.
3.    In hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen feiten en omstandigheden gelegen als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. [verzoekster] verwijst vooral naar eerder voorgedragen pleidooien en eerder naar voren gebrachte gestelde strafbare feiten. Het verzoek van [verzoekster] van 21 november 2017 is op 23 november 2017 bij de Afdeling binnengekomen. Nu ter zake geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken, is dat onredelijk laat. Voor dit oordeel is aansluiting gezocht bij artikel 6:12, vierde lid, van de Awb, waarin het beginsel tot uitdrukking is gebracht dat van een rechtsmiddel, indien het aanwenden daarvan niet aan een termijn is gebonden, niet onredelijk laat gebruik mag worden gemaakt.
4.    Het verzoek is niet-ontvankelijk.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzoek om herziening van de uitspraak van 5 oktober 2016 in zaak nr. 201600509/1/A2 niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.D.J. van Heijst, griffier.
w.g. Michiels    w.g. Van Heijst
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2018
787.