ECLI:NL:RVS:2017:3087

Raad van State

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
201608910/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake schade door ontheffing en werkzaamheden

Op 15 november 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoekster] om herziening van een eerdere uitspraak van 5 oktober 2016. In die eerdere uitspraak werd het hoger beroep van [verzoekster] tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 december 2015 ongegrond verklaard. Tevens werd een beroep tegen een besluit van het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Rivierenland van 9 februari 2016 ongegrond verklaard. [verzoekster] verzocht de Afdeling om herziening op basis van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat zij schade zou hebben geleden door de verleende ontheffing en de uitgevoerde werkzaamheden voor het dempen van B-watergang 036309.

Tijdens de zitting op 26 oktober 2017 heeft [verzoekster] haar verzoek toegelicht. De Afdeling overwoog dat herziening een buitengewoon rechtsmiddel is, bedoeld voor situaties waarin nieuwe feiten of omstandigheden aan het licht komen die voor de uitspraak relevant zijn, maar die niet eerder bekend waren. De Afdeling stelde vast dat [verzoekster] geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aan de voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb voldeden. Het enkele feit dat [verzoekster] het niet eens was met de eerdere uitspraak, was onvoldoende om tot herziening over te gaan.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek om herziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201608910/1/A2.
Datum uitspraak: 15 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 5 oktober 2016 in zaak nr. ECLI:NL:RVS:2016:2623.
Procesverloop
Bij uitspraak van 5 oktober 2016 heeft de Afdeling het door [verzoekster] tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 december 2015 ingesteld hoger beroep ongegrond verklaard, de aangevallen uitspraak bevestigd en een beroep tegen een besluit van het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Rivierenland van 9 februari 2016 ongegrond verklaard. De uitspraak van de Afdeling is aangehecht.
[verzoekster] heeft de Afdeling verzocht deze uitspraak te herzien.
[verzoekster] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 oktober 2017, waar [verzoekster], in persoon, is verschenen.
Overwegingen
1.    Aan het verzoek om herziening heeft [verzoekster] ten grondslag gelegd dat zij schade heeft geleden door het verlenen van de ontheffing en uitgevoerde werkzaamheden voor het dempen van B-watergang 036309.
2.    Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."
3.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 17 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4582), is herziening een buitengewoon rechtsmiddel dat er niet toe dient om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. De uitspraak kan slechts worden herzien, indien deze in het licht van na de uitspraak bekend geworden nieuwe feiten of omstandigheden, bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb, geen stand meer kan houden.
4.    [verzoekster] heeft geen feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb, naar voren gebracht. Het door haar naar voren gebrachte standpunt is betrokken bij de uitspraak waarvan zij herziening vraagt. Dat [verzoekster] het niet eens is met die uitspraak, betekent niet dat deze dient te worden herzien.
5.    Het verzoek om herziening dient te worden afgewezen.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. Hagen    w.g. Hazen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2017
452.