ECLI:NL:RVS:2018:153

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
201605606/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake herintreding als kaakchirurg en inschrijving in het register Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 20 juni 2016. De Registratiecommissie Tandheelkundige Specialismen (RTS) had op 29 mei 2015 de aanvraag van [appellant] om herintreding als kaakchirurg ingewilligd, maar onder de voorwaarde dat hij voor 29 mei 2016 zou deelnemen aan een kwaliteitsvisitatie. De inschrijving in het register Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie was geldig van 3 oktober 2014 tot 3 oktober 2019. De RTS verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen een eerder besluit ongegrond, maar wijzigde de herintreding naar 8 september 2014 tot 8 september 2019. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.

De kern van het geschil is de ingangsdatum van de herintreding als kaakchirurg. [appellant] betoogt dat deze datum op 22 juni 2014 moet worden vastgesteld, omdat hij aan de eisen voldeed. De RTS en de rechtbank hebben echter geoordeeld dat de inschrijving niet eerder kan ingaan dan op de datum van de aanvraag om herintreding, namelijk 8 september 2014. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat de RTS niet met terugwerkende kracht tot 22 juni 2014 hoefde in te schrijven. De Afdeling overweegt dat de RTS in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen, waarbij de belangen van een betrouwbaar register zwaarder wegen dan de individuele belangen van [appellant].

Uitspraak

201605606/1/A2.
Datum uitspraak: 17 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 20 juni 2016 in zaak nr. 15/5127 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Registratiecommissie Tandheelkundige Specialismen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (hierna: de RTS).
Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 2015 heeft de RTS de aanvraag van [appellant] om herintreding als kaakchirurg ingewilligd en hem met ingang van 3 oktober 2014 tot 3 oktober 2019 ingeschreven in het register Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, onder de voorwaarde dat hij voor 29 mei 2016 heeft deelgenomen aan de kwaliteitsvisitatie van de Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (hierna: NVMKA).
Bij besluit van 6 oktober 2015 heeft de RTS het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, met dien verstande dat de herintreding aanvangt op 8 september 2014 en eindigt op 8 september 2019.
Bij uitspraak van 20 juni 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De RTS heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en de RTS hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.C. de Die, advocaat te Amsterdam, en de RTS, vertegenwoordigd door mr. S.F. Tiems, advocaat te Leiden, en mr. A.E.L. van der Voort van Zyp, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellant] is kaakchirurg en is werkzaam in het [ziekenhuis] te [plaats]. Hij is sinds 1 juli 1984 als kaakchirurg ingeschreven in het specialistenregister voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (hierna: MKA). De inschrijving is geldig voor de duur van vijf jaar, waarna herregistratie kan plaatsvinden. Om in aanmerking te komen voor herregistratie dient een kaakchirurg aan de herregistratie-eisen in het Besluit Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie 2013 (hierna: Besluit MKA) te voldoen.
De inschrijving van [appellant] was geldig tot 21 maart 2013. Om die reden heeft hij de RTS op 14 februari 2013 verzocht om zijn inschrijving als kaakchirurg te hernieuwen. Bij besluit van 30 juli 2013 heeft de RTS zijn inschrijving verlengd van 21 maart 2013 tot 22 maart 2018 onder de voorwaarde dat hij voor 22 juni 2014 alsnog aan de eis van 200 uur deskundigheidsbevordering voldoet en hij deelneemt aan het visitatieprogramma. Daarbij is vermeld dat indien hij op 22 juni 2014 niet heeft gemeld dat hij aan die voorwaarde heeft voldaan, zijn inschrijving vervalt. In de brief van 22 juli 2014 heeft de RTS vastgesteld dat [appellant] de RTS niet voor 22 juni 2014 heeft bericht dat hij de uren deskundigheidsbevordering en de deelname aan het visitatieprogramma heeft ingehaald en daarmee niet aan de in het besluit van 30 juli 2013 neergelegde voorwaarden voor herregistratie heeft voldaan. De RTS heeft vervolgens de inschrijving van [appellant] als kaakchirurg in het register doorgehaald.
2.    Bij brief van 8 september 2014 heeft [appellant] verzocht om zo spoedig mogelijk weer te kunnen herintreden en te worden ingeschreven als kaakchirurg. Op 6 februari 2015 heeft [appellant] die aanvraag tot herintreding als kaakchirurg op het daarvoor bestemde aanvraagformulier ingediend.
Besluitvorming
3.    In het besluit van 29 mei 2015 heeft de RTS geconstateerd dat [appellant] over de referteperiode niet volledig aan de eisen voor herintreding heeft voldaan, omdat hij in die periode niet door de NVMKA op kwaliteit is gevisiteerd. Daarop heeft de RTS besloten hem met terugwerkende kracht per 3 oktober 2014 in het specialistenregister in te schrijven onder de voorwaarde dat hij vóór 29 mei 2016 heeft deelgenomen aan een kwaliteitsvisitatie door de NVMKA. Daarbij is medegedeeld dat indien hij niet aan die voorwaarde voldoet, zijn inschrijving op 28 mei 2016 vervalt.
4.    Bij het besluit van 6 oktober 2015 heeft RTS het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard, maar besloten om hem onder handhaving van de eerder gestelde voorwaarde in te schrijven per 8 september 2014 tot 8 september 2019. Daaraan heeft de RTS ten grondslag gelegd dat zij het eerst mogelijke moment tot waar een besluit met terugwerkende kracht kan teruggaan, namelijk de datum van de eerste aanvraag tot herintreding op 8 september 2014, als ingangsdatum voor de inschrijving heeft genomen.
Kern van het geschil
5.    Met de onderhavige procedure beoogt [appellant] te bereiken dat de ingangsdatum van zijn herintreding als kaakchirurg en daarmee de ingangsdatum van de inschrijving in het register MKA op 22 juni 2014 wordt vastgesteld.
Wettelijk kader
6.    Artikel D.25. (Herintreding) van het Besluit MKA luidt:
"1. Een tandarts die in het specialistenregister geregistreerd is geweest, maar van wie de registratie is doorgehaald als gevolg van het niet voldoen aan de eisen voor herregistratie, of van een eigen verzoek, kan bij de RTS een aanvraag indienen om opnieuw te worden ingeschreven.
2. De RTS beoordeelt op grond van de door de tandarts overgelegde bewijsstukken of de tandarts in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de doorhaling tot het tijdstip van de aanvraag om opnieuw te worden ingeschreven, aan de eisen voor herregistratie heeft voldaan.
[…]
6. Indien de RTS vaststelt dat de tandarts volledig aan de eisen voor herregistratie heeft voldaan kan hij opnieuw worden ingeschreven.
[…]."
Mogelijkheid tot inschrijving in het register per 22 juni 2014
7.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de RTS zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in dit geval herintreding met ingang van 22 juni 2014 niet mogelijk is. Daartoe voert hij aan dat hij reeds op 22 juni 2014 aan de eisen voor inschrijving in het register voldeed, maar dat de accreditatiepunten pas achteraf door de RTS zijn toegekend. Dat de RTS deze accreditatiepunten pas nadien heeft toegekend, kan hem niet worden aangerekend. Niet valt in te zien dat zijn inschrijving in het register pas op 8 september 2014 kan plaatsvinden als vaststaat dat hij al per 22 juni 2014 aan de eisen voldeed. Zijn inschrijving in het specialistenregister is daarmee destijds ten onrechte doorgehaald, zodat het gerechtvaardigd is om met terugwerkende kracht tot registratie over te gaan.
7.1.    [appellant] is niet opgekomen tegen het besluit van de RTS van 30 juli 2013, waarbij is vastgesteld dat hij niet voldeed aan de eis van deskundigheidsbevordering en zijn inschrijving voorwaardelijk is verlengd. Bij brief van 22 juli 2014 heeft de RTS vastgesteld dat [appellant] niet voor 22 juni 2014 heeft medegedeeld dat en op welke wijze hij zou hebben voldaan aan de eisen van deskundigheidsbevordering en deelname aan het visitatieprogramma. [appellant] heeft zijn betwisting van de feitelijke constatering door de RTS niet onderbouwd, waarmee deze niet aannemelijk is geworden. Derhalve moet thans in rechte worden uitgegaan van de juistheid van de doorhaling van [appellant] in het register per 22 juni 2014.
De onderhavige procedure heeft betrekking op de besluitvorming op het verzoek tot herintreding. Bij het verzoek om herintreding heeft de RTS terecht beoordeeld of [appellant] ten tijde van de aanvraag voldeed aan de voorwaarden daarvoor en hem ingeschreven vanaf het eerst mogelijke tijdstip, namelijk de datum van de aanvraag om herintreding. Die uitleg van artikel D 25 van het Besluit MKA strookt met de wettelijke systematiek. In die systematiek vindt herregistratie plaats aansluitend op de vorige periode van inschrijving in het register bij wijze van verlenging van een bestaande inschrijving. Indien er geen bestaande inschrijving meer is kan geen verlenging maar slechts opnieuw inschrijving plaatsvinden via herintreding, mits daartoe een aanvraag is gedaan en aan de voorwaarden daarvoor is voldaan. Herintreding kan derhalve niet eerder ingaan dan op de datum van de aanvraag daartoe. Zou het betoog van [appellant] worden gevolgd, dan zou een prikkel voor tijdige herregistratie ontbreken en zou op die wijze de systematiek van herregistratie en herintreding worden ondergraven. Dit leidt tot de slotsom dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de RTS [appellant] niet met terugwerkende kracht tot 22 juni 2014 hoefde in te schrijven.
Het betoog faalt.
Belangenafweging
8.    [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de RTS in redelijkheid tot inschrijving vanaf 22 juni 2014 moest overgaan, omdat de gevolgen voor hem onevenredig zijn in verhouding met de te dienen doelen.
8.1.    De Afdeling overweegt, onder verwijzing naar de uitspraak van 8 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:619), dat het Besluit MKA als privaatrechtelijke regeling geen dwingend toetsingskader bevat voor de beoordeling van aanvragen om herintreding als kaakchirurg en bijbehorende inschrijving in het register van kaakchirurgen, waaraan een wettelijk beschermde titel is verbonden. De regels van het Besluit MKA zijn vastgesteld door het College Tandheelkundige Specialismen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde, dat geen bestuursorgaan is, en zijn reeds hierom noch aan te merken als algemeen verbindende voorschriften noch als instructies als bedoeld in artikel 10:22 van de Awb. Hieruit volgt dat, gelet op de aard van het toetsingskader, ook bij het ontbreken van een hardheidsclausule in het Besluit MKA de RTS, gelet op artikel 3:4, tweede lid, van de Awb, bij de toepassing van de aan haar toegekende bestuursbevoegdheid dient na te gaan of de nadelige gevolgen van haar besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
8.2.    De RTS heeft zich in het besluit van 6 oktober 2015, onder overneming van het advies van de commissie voor advies en geschilbeslechting van 10 september 2015, op het standpunt gesteld dat het door de haar vertegenwoordigde algemene belang van een juist en betrouwbaar register zwaarder dient te wegen dan het door [appellant] gestelde individuele financiële belang. De RTS mocht zich op dat standpunt stellen. Daarbij moet het volgende in aanmerking worden genomen. De RTS heeft er terecht op gewezen dat zij [appellant] tegemoet is gekomen bij de puntentoekenning door onder meer meerdere malen uitstel te verlenen voor het indienen van bewijsstukken en door bijvoorbeeld voor de door [appellant] opgevoerde intercollegiale overlegvormen het maximale aantal punten toe te kennen zonder dat daarvoor nadere verslaglegging door [appellant] is overgelegd. Voorts heeft de RTS er terecht op gewezen dat zij de besluitvorming heeft uitgesteld door de registratie van [appellant] te verlengen om hem in staat te stellen om alsnog aan de herregistratie-eisen te voldoen. Ook heeft de RTS de visitatie aangepast aan de situatie waarin [appellant] verkeerde en in die zin dus maatwerk geleverd, door hem niet eerst een verplicht individueel scholingsprogramma te laten volgen, maar direct de mogelijkheid te bieden om binnen een jaar deel te nemen aan een kwaliteitsvisitatie. Voorts heeft de RTS zich terecht op het standpunt gesteld dat [appellant] zijn gestelde financiële nadeel in de vorm van claims van het ziekenhuis en zorgverzekeraars niet nader heeft onderbouwd.
Dat leidt tot de slotsom dat de nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. In dat verband moet nog worden opgemerkt dat, voor zover de [appellant] al financieel nadeel zou hebben geleden, dit nadeel eerst en vooral is te wijten aan de doorhaling in het register, en niet aan het thans in geding zijnde besluit tot inwilliging van het verzoek om herintreding.
Het betoog faalt.
Beroep op gelijkheidsbeginsel en verbod van willekeur
9.    Voor zover [appellant] een beroep heeft gedaan op het gelijkheidsbeginsel en op het verbod van willekeur, slaagt dit beroep niet. [appellant] klaagt over willekeur en ongelijke behandeling tussen hem en collega-kaakchirurgen bij het toekennen van punten voor cursussen in het kader van herregistratie. Nog daargelaten dat [appellant] zijn betoog onvoldoende heeft onderbouwd, is de gestelde willekeur en ongelijke behandeling tijdens de herregistratie niet relevant voor de thans aan de orde zijnde besluitvorming over de herintreding.
Conclusie
10.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
11.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. H.G. Sevenster en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Van Ettekoven    w.g. Rijsdijk
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2018
705.