ECLI:NL:RVS:2018:152

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
201706321/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Woonpark Hoevelaken en de gevolgen voor milieu en ruimtelijke ordening

Op 17 januari 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Woonpark Hoevelaken". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Nijkerk op 22 juni 2017, maakt de bouw van maximaal 180 woningen mogelijk op een perceel dat voorheen de bestemming "Kantoor" had. De appellante, wonend in de nabijheid van het plangebied, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vreest voor aantasting van haar woon- en leefklimaat. Tijdens de zitting op 8 december 2017 zijn zowel de appellante als de raad van de gemeente Nijkerk vertegenwoordigd, evenals BPD Ontwikkeling B.V., de initiatiefneemster van het project.

De appellante heeft verschillende beroepsgronden ingediend, waaronder de stelling dat er geen milieueffectrapport (MER) is opgesteld en dat het plangebied nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt. De raad heeft echter betoogd dat de milieukundige haalbaarheid van het plan zorgvuldig is onderzocht en dat een MER niet noodzakelijk was. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad zich op het standpunt mocht stellen dat het niet noodzakelijk was om een verdergaande m.e.r.-procedure te volgen, gezien de motivering die de raad heeft gegeven.

Daarnaast heeft de appellante betoogd dat er geen behoefte is aan de voorziene woningen en dat het plan in strijd is met gemeentelijk beleid. De raad heeft echter aangetoond dat er een actuele behoefte aan woningbouw bestaat en dat het plan in overeenstemming is met de Structuurvisie Nijkerk Hoevelaken 2030. De Afdeling heeft de argumenten van de appellante verworpen en geconcludeerd dat het beroep ongegrond is. De uitspraak bevestigt de beleidsruimte van de gemeente bij het vaststellen van bestemmingsplannen en de noodzaak om belangen af te wegen in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Uitspraak

201706321/1/R6.
Datum uitspraak: 17 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
en
de raad van de gemeente Nijkerk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Woonpark Hoevelaken" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
BPD Ontwikkeling B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 december 2017, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door H. Visser MSc, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord BPD Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door F.J.B. Wigbers, bijgestaan door mr. J.S. Haakmeester, advocaat te Baarn.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het vastgestelde plan strekt ertoe maximaal 180 woningen mogelijk te maken op het perceel Westerdorpsstraat 66 te Hoevelaken. BPD Ontwikkeling B.V. is de initiatiefneemster van dit project. Op dit gebied rustte voorheen grotendeels de bestemming "Kantoor". Op een deel van de desbetreffende gronden is ook feitelijk een kantorencomplex aanwezig, terwijl een ander deel agrarisch wordt gebruikt. De te bouwen woningen zijn voorzien op de huidige locatie van het kantorencomplex en de agrarisch gebruikte gronden.
[appellante] woont in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. Zij vreest dat het plan tot aantasting van haar woon- en leefklimaat leidt.
Ingetrokken beroepsgrond
2.    Ter zitting heeft [appellante] de beroepsgrond dat betwijfeld moet worden of in dit geval de Crisis- en herstelwet van toepassing is, ingetrokken.
M.e.r.-procedure
3.    [appellante] voert aan dat bij de voorbereiding van het besluit ten onrechte geen milieueffectrapport (MER) is opgesteld. In dat verband stelt zij dat het plangebied in of althans nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt. Verder had acht moeten worden geslagen op het voornemen om de nabijgelegen snelweg A28 te verbreden en op de daarvan te verwachten cumulatieve effecten, aldus [appellante].
3.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat bij het voorbereiden van het plan zorgvuldig is verkend welke milieukundige onderzoeken dienden te worden uitgevoerd en dat in de plantoelichting uitvoerig aandacht is besteed aan de milieukundige haalbaarheid van het plan. Volgens de raad was het opstellen van een MER in dit geval niet noodzakelijk.
3.2.    De (wettelijke) bepalingen die ten grondslag liggen aan de hierna volgende overwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
3.3.    De in geding zijnde activiteit valt niet onder artikel 7.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer. Verder valt de activiteit in zoverre niet onder artikel 7.2, eerste lid, aanhef en onder b, dat niet wordt voldaan aan de zogenoemde drempelwaarde van 2.000 woningen die is vervat in categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage en evenmin aan enige andere drempelwaarde van onderdeel D. De raad was gehouden om in het kader van een zogenoemde vormvrije m.e.r.-beoordeling op de voet van artikel 2, vijfde lid, aanhef en onder b, van het Besluit milieueffectrapportage na te gaan of kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.
De raad heeft aan dat laatste uitvoering gegeven en de resultaten van zijn bevindingen opgenomen in paragraaf 4.6 van de plantoelichting ("Vormvrije mer-beoordeling"). Daarin wordt gedeeltelijk verwezen naar paragraaf 4.3 ("Ecologie"). In deze paragraaf is vermeld dat zich in de directe omgeving van het plangebied geen zogeheten Natura 2000-gebieden bevinden. Gezien de grote afstand tot dergelijke gebieden zijn daarop geen relevante effecten te verwachten, aldus die paragraaf. In paragraaf 4.3 is voorts vermeld dat het plangebied buiten het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone als bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland ligt. Hoewel het plan volgens de toelichting tot op zekere hoogte gevolgen kan hebben voor nabijgelegen gronden die daar wel binnen liggen - het gaat daarbij om delen van het Hoevelakense Bos en het natuurterrein ten noorden van het plangebied -, zullen wezenlijke negatieve effecten zich naar de mening van de raad niet voordoen. Verder behoeft volgens de raad niet te worden gevreesd voor aantasting van archeologische, landschappelijke, cultuurhistorische of aardkundige waarden, noch voor cumulatie met andere projecten in de omgeving. Met de mogelijke verbreding van de A28 is geen rekening gehouden, reeds omdat ten tijde van de vaststelling van het plan nog geen besluiten waren genomen die tot die verbreding strekten.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich, gelet op de daarvoor gegeven motivering, op het standpunt mogen stellen dat het niet noodzakelijk is ondanks het niet voldoen aan de drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage een (verdergaande) m.e.r.-procedure te volgen.
Het betoog van [appellante] faalt.
Algemeen toetsingskader
4.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Behoefte aan woningen
5.    [appellante] betwijfelt of behoefte bestaat aan de voorziene woningen. Volgens haar bestaat gegronde reden om vraagtekens te plaatsen bij de Ruimtelijke Visie Regio Amersfoort waarop de raad volgens haar zijn veronderstelling baseert dat die behoefte bestaat. In dat verband merkt zij op dat een aantal andere gemeenten in de regio inmiddels van een minder grote vraag naar woningen uitgaat dan in de Ruimtelijke Visie is voorzien. Ditzelfde geldt voor de provincie Utrecht, aldus [appellante].
5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan aantoonbaar voorziet in een actuele behoefte aan woningbouw. Hij wijst in dat verband op afspraken die zijn gemaakt in regionaal verband en die mede zijn gebaseerd op provinciale bevolkingsprognoses. De woningbouwbehoefte in de gemeente Nijkerk bedraagt in de periode 2015-2025 volgens de raad 2.000 woningen. Ervan uitgaand dat het noodzakelijk is om een zekere overcapaciteit aan te houden, komt dit effectief neer op een aantal van 2.200. In het door hem ingediende nadere stuk heeft de raad hieraan toegevoegd dat het aantal woningen binnen de gemeente dat reeds is opgenomen in vastgestelde bestemmingsplannen maar dat nog niet is gerealiseerd (de zogenoemde harde plancapaciteit), exclusief "Woonpark Hoevelaken" 880 bedraagt. Daarnaast zijn plannen in voorbereiding die voorzien in nog eens 38 woningen. Met het aantal van 180 woningen dat het plan "Woonpark Hoevelaken" mogelijk maakt, wordt in combinatie met de aantallen van 880 onderscheidenlijk 38 woningen onder het aantal van 2.200 gebleven, aldus de raad.
5.2.    De gemeente Nijkerk maakt deel uit van de regio "FoodValley". De provincie Gelderland heeft haar woningbouwambities met betrekking tot deze regio voor de komende jaren vastgelegd in de "Kwantitatieve opgave wonen 2015 tot en met 2024" van 2 maart 2016. Daarin wordt ingestemd met het voorstel van het bestuur van de regio FoodValley van 10 november 2015 om het totaal aantal te bouwen woningen voor de Gelderse gemeenten binnen de regio vast te stellen op 11.600 en het aandeel voor de gemeente Nijkerk op 2.000.
De raad stelt zich op het standpunt dat de opgave voor de gemeente Nijkerk is gebaseerd op een realistische koers, waarbij de verwachte bevolkingsontwikkeling in aanmerking is genomen en ook de bouw van woningen in de afgelopen jaren is betrokken. Bij de beoordeling of voldoende plancapaciteit voorhanden is, houdt de raad er rekening mee dat zich om diverse redenen een beperkte mate van planvertraging en uitval zal voordoen. Om die reden acht de raad een overcapaciteit van ongeveer 10% aanvaardbaar. Verder wijst de raad erop dat de woningbouwopgave voor de kern Hoevelaken beperkt is in verhouding tot het aandeel dat die kern in de totale woningvoorraad van de gemeente heeft.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad de noodzaak van de voorziene woningbouw voldoende onderbouwd. Uit de "Kwantitatieve opgave wonen 2015 tot en met 2024" blijkt ook dat deze is afgestemd met de provincie Utrecht, dit gelet op de nabijheid van die provincie. Waar het gaat om het aanhouden van een overcapaciteit ziet de Afdeling geen aanleiding om anders te oordelen dan zij heeft gedaan in haar uitspraak van 17 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1291, die ook woningbouw in de gemeente Nijkerk betreft. De Afdeling heeft voorts geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de bestaande plancapaciteit zoals de raad die heeft becijferd.
Het betoog van [appellante] faalt.
Gemeentelijk beleid
6.    [appellante] betoogt dat voor zover al behoefte bestaat aan de in geding zijnde woningen, die zouden kunnen en moeten worden gerealiseerd in zogenoemde zoekgebieden dan wel op inbreidingslocaties. Volgens haar is het plan in dit opzicht in strijd met het gemeentelijk beleid zoals weergegeven in de Structuurvisie Nijkerk Hoevelaken 2030.
6.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plangebied een inbreidingslocatie vormt en dat het plan in overeenstemming is met de Structuurvisie Nijkerk Hoevelaken 2030, ook omdat het in dit geval gaat om transformatie van een terrein met een kantoorbestemming naar een woongebied.
6.2.    In de Structuurvisie Nijkerk Hoevelaken 2030, vastgesteld op 30 juni 2011, heeft de gemeente Nijkerk haar ambitie in ruimtelijk opzicht voor de toekomst tot 2030 neergelegd. In de structuurvisie is als uitgangspunt geformuleerd dat bij de ontwikkeling van projecten inbreiding vóór uitbreiding gaat en dat de kansen voor transformatie van gebieden moeten worden benut. In de structuurvisie wordt verder de verwachting uitgesproken dat in de kern Hoevelaken de komende jaren diverse inbreidingslocaties beschikbaar komen. Volgens kaart 14 bij de structuurvisie maakt het plangebied voor een belangrijk gedeelte deel uit van die kern, hetgeen ook is vermeld in paragraaf 2.3.2 van de plantoelichting. De term "inbreidingslocatie" is verder niet gedefinieerd in de structuurvisie.
In de plantoelichting wordt benadrukt dat een deel van het plangebied in de bestaande situatie een kantoorfunctie heeft. De onderneming die in het bestaande kantoorpand is gevestigd, wil dit echter afstoten in verband met de beperkte toekomstbestendigheid daarvan. De raad acht het vanwege het structurele overschot op de kantorenmarkt in de regio niet aannemelijk dat de huidige functie wordt voortgezet.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich, gelet op het vorenstaande en op de situering van het plangebied als geheel ten opzichte van het bebouwde deel van Hoevelaken, op het standpunt mogen stellen dat het plangebied een inbreidingslocatie vormt en dat sprake is van een mogelijkheid tot transformatie als bedoeld in de Structuurvisie Nijkerk Hoevelaken 2030.
Het betoog van [appellante] dat het plan zich in dit opzicht niet verdraagt met het gemeentelijk beleid, faalt.
7.    Volgens [appellante] is het plan ook niet in overeenstemming met het gemeentelijk beleid met betrekking tot de Groene Buffer, zoals ook al ten grondslag gelegd aan het voorgaande bestemmingsplan "Hoevelaken 2014". In de plantoelichting wordt slechts vermeld dat een deel van het plangebied in 2010 is voorzien als Groene Buffer, maar er wordt geen uitvoering gegeven aan dit beleid, aldus [appellante].
7.1.    In zijn nader ingediende stuk heeft de raad toegelicht dat de ambities uit de ontwikkelingsvisie "Groene Buffer" op verschillende manieren in het plan zijn verwerkt. In dat verband wijst de raad erop dat het plan veel minder bebouwd oppervlak mogelijk maakt dan het voorheen geldende plan mogelijk maakte aan kantoorbebouwing. Volgens de raad voorziet het plan in het behoud van groene open ruimtes aan de oost- en westzijde van het plangebied en in een zorgvuldige overgang naar het nabijgelegen natuurgebied.
7.2.    Blijkens paragraaf 2.3.1 van de toelichting bij het plan "Woonpark Hoevelaken" heeft de raad onderkend dat het plangebied gedeeltelijk binnen de contouren valt van het gebied dat in de ontwikkelingsvisie "Groene Buffer" uit 2010 is benoemd tot Groene Buffer tussen Nijkerk, Amersfoort en Hoevelaken. Volgens deze beleidsvisie is het uitgangspunt bij de ontwikkeling van de Groene Buffer behoud en vernieuwing van natuur- en landschapswaarden, met oog voor cultuurhistorische en monumentale kwaliteiten, met mogelijkheden voor recreatief medegebruik. Zoals blijkt uit de indicatieve ontwikkelingskaart bij de ontwikkelingsvisie, zijn binnen het plangebied van "Woonpark Hoevelaken" geen directe ontwikkelingen ter versterking van de Groene Buffer voorzien, zo heeft de raad toegelicht. Gelet hierop en gezien de hiervoor omschreven wijze waarop de raad rekening heeft gehouden met het belang van de Groene Buffer, heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat het beleid zoals dat is neergelegd in de ontwikkelingsvisie "Groene Buffer" niet aan het vaststellen van het plan in de weg stond.
Het betoog van [appellante] faalt.
Gemaakte afspraken
8.    [appellante] stelt dat er in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan "Landgoed Bouwfonds 2005" afspraken zijn gemaakt tussen de gemeente en de toenmalige exploitant Bouwfonds om het beheer van alle gronden in het gebied die niet benodigd waren voor het uitbreiden van het kantorencomplex, over te dragen aan het Geldersch Landschap. Zij is van mening dat die overeenkomst moet worden nagekomen. Dit betekent volgens haar dat in het plangebied geen woningbouw mag plaatsvinden. Hooguit kan er woonbebouwing worden gerealiseerd op de gronden van het feitelijk reeds aanwezige kantorencomplex, aldus [appellante].
8.1.    Volgens de raad zijn de destijds gemaakte afspraken niet langer actueel. Inmiddels bestaat immers geen behoefte meer aan het handhaven of zelfs uitbreiden van het kantorencomplex, zo stelt de raad. De raad wijst er voorts op dat hoewel de indertijd voorziene uitbreiding van het complex nooit is gerealiseerd, ter compensatie wel alvast het ten noorden van het plangebied gelegen natuurgebied is gerealiseerd. Daarnaast wijst hij erop dat de thans voorziene woningbouw weliswaar niet blijft binnen de contouren van de feitelijk bestaande kantoorbebouwing, maar wel binnen de contouren van het gebied dat ingevolge het bestemmingsplan "Hoevelaken 2014" de bestemming "Kantoor" heeft.
8.2.    Aangezien [appellante] geen partij was bij de door haar bedoelde overeenkomst, kan zij aan die overeenkomst als zodanig geen rechten ontlenen. Voor zover zij van opvatting is dat de gemeente door het aangaan van de overeenkomst naar derden toe het vertrouwen heeft gewekt dat zij tot in lengte van jaren dienovereenkomstig zou handelen en dat dit vertrouwen is geschaad door het vaststellen van het onderhavige plan, volgt de Afdeling [appellante] daarin niet. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de raad met de hiervoor weergegeven motivering voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan "Landgoed Bouwfonds 2005" niet langer actueel zijn. Uitbreiding van het kantorencomplex is immers niet meer aan de orde en het bestaande kantorencomplex zal zelfs volledig verdwijnen.
Gelet op de onderbouwing van dit plan bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid mocht kiezen voor een bestemming die in woningbouw voorziet.
Het desbetreffende betoog van [appellante] faalt.
Gevolgen voor landschap en natuur
9.    [appellante] brengt naar voren dat het plangebied aan de westzijde grenst aan het Hoevelakense bos en aan de noordzijde aan een recentelijk tot ontwikkeling gebracht natuurgebied. Zij vreest dat die gebieden zullen worden aangetast doordat bewoners van de voorziene woonwijk daar in groten getale gaan wandelen, al dan niet met hun hond. Verder betoogt [appellante] dat uitvoering van het plan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden ter plaatse zal aantasten en dat in het bijzonder de kenmerkende openheid van het slagenlandschap zal verdwijnen.
9.1.    De raad merkt op dat dat het Geldersch Landschap eigenaar en beheerder is van zowel het Hoevelakense Bos als het natuurterrein dat ten noorden van het plangebied ligt. BPD Ontwikkeling B.V., de gemeente, het waterschap Vallei en Veluwe en het Geldersch Landschap hebben in nauwe samenspraak gewerkt aan een plan dat tegemoetkomt aan de diverse belangen. Dit heeft geresulteerd in een zorgvuldige overgang tussen het voorziene woonpark en de beide aangrenzende gebieden. Het woongebied en het bos zullen elkaar daardoor versterken, aldus de raad. Verder wijst de raad erop dat het natuurterrein ten noorden van het plangebied niet openbaar toegankelijk is en dat ook niet zal worden. De raad merkt daarnaast op dat het plan voorziet in het behoud van groene ruimtes aan de oost- en westzijde van het plangebied. Op die manier wordt in zijn visie recht gedaan aan het slagenlandschap ter plaatse.
9.2.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich, gegeven de voorziene inpassing van de woningbouw in de omgeving, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet behoeft te worden gevreesd voor aantasting van het Hoevelakense Bos en het ten noorden van het plangebied gelegen natuurterrein. Waar het gaat om het Hoevelakense Bos valt niet uit te sluiten dat zich een toename van het aantal wandelaars zal voordoen. Gezien de recreatieve functie van dit bos heeft de raad dit echter ruimtelijk aanvaardbaar mogen achten. Waar het gaat om het natuurterrein heeft de raad betekenis mogen toekennen aan het gegeven dat dit terrein niet is opengesteld voor het publiek. De raad heeft er terecht op gewezen dat handhavend kan worden opgetreden tegen overtreding van het verbod het terrein te betreden. Voorts heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat ook anderszins niet behoeft te worden gevreesd voor onaanvaardbare aantasting van het landschap.
Verkeersafwikkeling
10.    Volgens [appellante] is niet voorzien in een goede afwikkeling van het verkeer van en naar de geplande woningen. In dat verband voert zij aan dat zich nu al grote vertragingen in de ochtend- en avondspits voordoen. Dit probleem zal verergeren nu niet is voorzien in extra ontsluiting van de kern Hoevelaken, aldus [appellante].
10.1.    De raad brengt naar voren dat bij de voorbereiding van het plan onderzoek is gedaan naar de verkeerskundige situatie rondom het plangebied. In het bijzonder is onderzocht of de wegen nabij het plangebied geschikt zijn voor het verwerken van de verkeersstromen die het realiseren van de voorziene woningen met zich brengt. De conclusie van het onderzoek is dat de bestaande wegenstructuur de verwachte toename van het verkeersaanbod naar behoren kan verwerken.
10.2.    De Afdeling stelt vast dat de raad zich bij zijn besluitvorming mede heeft gebaseerd op een rapport van het bureau Trafficdesign van 20 juni 2016, getiteld "Verkeersanalyse De Kasteeltuin". In dat rapport wordt becijferd met welk aantal de verkeersbewegingen per dag zullen toenemen ten opzichte van de feitelijk bestaande situatie, waarin het kantorencomplex aanwezig is. Een toename van de verkeersstromen in de maatgevende spitsuren zal zich volgens het rapport niet voordoen doordat de huidige kantoorfunctie een zeer geconcentreerde ochtend- en avondspits kent en bij woningen de verkeersbewegingen zich meer gespreid over de dag zullen voordoen. In het rapport is verder vermeld dat de berekende verkeersintensiteit met de bestaande voorrangskruising op de Westerdorpsstraat goed kan worden verwerkt. Dit geldt ook voor de nabijgelegen rotonde met de Koninginneweg, die een belangrijke rol speelt bij de ontsluiting van de kern Hoevelaken in westelijke richting.
In hetgeen [appellante] aanvoert kan geen grond worden gevonden voor de verwachting dat de verkeerssituatie in de nabijheid van het plangebied door het plan substantieel zal verslechteren. Het desbetreffende betoog faalt.
Vrees voor overlast
11.    [appellante] wijst erop dat het plangebied aan de oostzijde wordt begrensd door de Weldammerlaan, die grotendeels bij haar in eigendom is. Naar haar zeggen komt het nu al geregeld voor dat dit weggedeelte wordt gebruikt door wandelaars die ten onrechte menen dat het gaat om een openbare weg. Dit leidt volgens [appellante] tot aantasting van haar leefomgeving door verlies van privacy, geluidoverlast, vernielingen, het weggooien van afval en loslopende honden in de tuin. [appellante] vreest dat deze problemen worden vergroot na uitvoering van het plan.
11.1.    De raad stelt dat er met het oog op deze problematiek voor is gekozen om een eerder voorzien wandelpad vanuit het noordoosten van het plangebied naar de Weldammerlaan te laten vervallen. Naar de mening van de raad wordt aldus in voldoende mate aan de belangen van [appellante] tegemoet gekomen.
11.2.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich, gelet op de daarvoor gegeven motivering, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat met het laten vervallen van het pad in voldoende mate wordt tegemoetgekomen aan de bezwaren van [appellante]. De enkele omstandigheid dat door het plan mogelijk meer wandelaars aanwezig zullen zijn in de omgeving van het perceel van [appellante], al dan niet in het gezelschap van een hond, maakt niet dat de raad het plan niet heeft mogen vaststellen zoals hij heeft gedaan. In dat verband kan er niet aan worden voorbijgezien dat voor zover het wandelaars is verboden gebruik te maken van het door [appellante] bedoelde weggedeelte, daartegen handhavend kan worden opgetreden. Ditzelfde geldt voor het aanrichten van vernielingen en het weggooien van afval op de weg. De vraag of daadwerkelijk in toereikende mate handhavend wordt opgetreden, gaat het bestek van deze procedure te buiten.
De beroepsgrond faalt.
Conclusie
12.    Het beroep is ongegrond. Voor zover BPD Ontwikkeling B.V. zich op het standpunt heeft gesteld dat het besluit ingevolge artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht niet op bepaalde aangevoerde gronden kan worden vernietigd, behoeft dit gelet op het voorgaande geen bespreking.
13.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Slump    w.g. Sparreboom
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2018
195. BIJLAGE
Artikel 7.2 van de Wet milieubeheer:
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden de activiteiten aangewezen:
a. die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;
b. ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
[...]
4. Terzake van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder b, worden de categorieën van besluiten aangewezen in het kader waarvan het bevoegd gezag krachtens de artikelen 7.17 of 7.19 moet beoordelen of die activiteiten de in dat onderdeel bedoelde gevolgen hebben, en indien dat het geval is, bij de voorbereiding waarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt.
[...]
Artikel 2 van het Besluit milieueffectrapportage, ten tijd van belang:
[...]
2. Als activiteiten als bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, onder b, van de wet (lees: de Wet milieubeheer) worden aangewezen de activiteiten die behoren tot een categorie die in onderdeel D van de bijlage is omschreven, […]."
3. Als categorieën van plannen als bedoeld in artikel 7.2, tweede lid, van de wet, worden aangewezen de categorieën die in kolom 3 van onderdeel C onderscheidenlijk onderdeel D van de bijlage zijn omschreven, voor zover die plannen een kader vormen voor een besluit dat behoort tot een categorie die is aangewezen op grond van het vierde lid, en voor zover die plannen niet zijn aangewezen als categorieën van besluiten als bedoeld in dat lid.
4. Als categorieën van besluiten als bedoeld in artikel 7.2, derde en vierde lid, van de wet worden aangewezen de categorieën die in kolom 4 van onderdeel C onderscheidenlijk onderdeel D van de bijlage zijn omschreven.
5. […]. Voor zover in de bijlage, onderdeel D, bij een categorie van activiteiten categorieën van gevallen zijn aangegeven, geldt de verplichting tot het toepassen van de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de wet:
a. in zodanige gevallen en
b. in overige gevallen waarin op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. […]
In categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het
Besluit milieueffectrapportage is als activiteit aangewezen:
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.