201609812/1/R6.
Datum uitspraak: 17 mei 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
2. [appellant sub 2], wonend te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
3. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3]), beiden wonend te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
4. [appellant sub 4], wonend te Hoevelaken, gemeente Nijkerk
5. [appellant sub 5], wonend te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Nijkerk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 oktober 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Herontwikkeling De Globe, Hoevelaken" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 5], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2017, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. H.A. Gooskens, rechtsbijstandsverlener, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5], bijgestaan door mr. drs. I.F.M. Kwint, rechtsbijstandsverlener, en de raad, vertegenwoordigd door H. Visser MSc, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan voorziet op het perceel J.J.A. Goeverneurlaan 3 (hierna: het perceel) in de ontwikkeling van elf woningen, waarvan twee vrijstaand, een twee-onder-een-kapwoning en zeven aaneengebouwd. Op het perceel was tot 2012 een openbare basisschool gevestigd. Na sluiting van de school en nadat het gebouw enige tijd verhuurd is geweest, is het gebouw in 2014 gesloopt. Het perceel ligt sindsdien braak. [appellant sub 1], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] wonen ten noorden van het perceel aan de J.J.A. Goeverneurlaan. Ook [appellant sub 2] woont ten noorden van het perceel op de hoek van de Stoutenburgerlaan en de J.J.A. Goeverneurlaan. [appellant sub 5] woont ten zuiden van het perceel aan de Resedalaan. De tuin van [appellant sub 5] grenst aan het plangebied. Volgens hen stond de raad niet open voor hun bezwaren tegen het plan en een door hen aangedragen alternatief. Zij hebben er bezwaar tegen dat de voorziene woningen hoger kunnen worden dan omliggende woningen. Ook is volgens hen de bebouwingsdichtheid te hoog ten opzichte van bebouwing in de omgeving. Volgens hen zal het plan daardoor leiden tot een ernstige aantasting van hun woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Intrekking beroepsgrond
3. Ter zitting heeft [appellant sub 5] zijn beroepsgrond ten aanzien van de voorwaardelijke verplichting ingetrokken.
Inhoudelijk
Beantwoording zienswijzen
4. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] betogen dat de raad in de nota van zienswijzen ten onrechte niet op alle punten in hun zienswijzen heeft gereageerd.
De Afdeling overweegt dat artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht zich er niet tegen verzet dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.
Het betoog faalt.
Keuze voor woningbouw
5. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] betogen dat de raad niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom geen nieuw schoolgebouw of een andere maatschappelijke functie op het perceel kan worden opgericht. Zij wijzen er daarbij op dat veel nieuwe gezinnen met jonge kinderen in Hoevelaken komen wonen. Voor openbaar onderwijs moeten zij nu uitwijken naar scholen buiten Hoevelaken. Volgens [appellant sub 4] heeft de raad niet deugdelijk gemotiveerd waarom op het perceel geen park kan worden gerealiseerd, terwijl op een ander perceel in de nabije omgeving wel een park wordt gerealiseerd. [appellant sub 4], [appellant sub 3] en [appellant sub 5] betwijfelen of behoefte bestaat aan de voorziene woningen. Volgens [appellant sub 3] is niet aangetoond dat is voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
5.1. De Afdeling is van oordeel dat de raad in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor woningbouw op het perceel en zijn keuze deugdelijk heeft gemotiveerd. Daarbij is van belang dat de raad heeft toegelicht dat geen noodzaak bestaat een nieuw schoolgebouw op het perceel op te richten. Er bestaat geen wettelijke verplichting om op het perceel een openbare basisschool te vestigen, omdat in een straal van 10 km rond het perceel al een aantal openbare basisscholen aanwezig is. Voorts is volgens de raad in Hoevelaken nog voldoende schoolruimte aanwezig. De Afdeling acht dat ook aannemelijk. De raad heeft er daarbij op gewezen dat bij een basisschool in Hoevelaken een leegstand is van drie lokalen. [appellant sub 1] en [appellant sub 3] hebben dat niet betwist. Voorts volgt uit de ambtelijke notitie "Stedenbouwkundige verkenning Globe als woningbouwlocatie" van 2 september 2014 dat is onderzocht of een andere maatschappelijke functie op het perceel kan worden gevestigd. In deze notitie is tot de conclusie gekomen dat een herontwikkeling van het perceel met een geheel of gedeeltelijk maatschappelijk programma niet haalbaar is. Een kerk bleek niet mogelijk, omdat parkeren in combinatie met het gebouw tot een te groot ruimtebeslag zou leiden en het parkeren tot overlast in de buurt zou kunnen leiden. Ook is volgens de notitie met een groot aantal andere maatschappelijke instanties over verplaatsing naar het perceel gesproken, maar deze hadden geen investeringsvermogen voor verplaatsing naar het perceel. Gelet op deze notitie bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat onvoldoende is onderzocht of een andere maatschappelijke functie op het perceel kan worden gevestigd. Voorts neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat behoefte bestaat aan de voorziene woningen. In de plantoelichting staat dat in regionaal verband op basis van woningmarktonderzoeken is afgesproken dat in de periode 2015-20125 in de gemeente Nijkerk 2.000 nieuwe woningen moeten worden gerealiseerd om aan de woningbehoefte te voldoen. Volgens de raad bedraagt de totale plancapaciteit voor deze periode op het moment ongeveer 2.200 woningen inclusief de voorziene woningen. Daarbij heeft de raad toegelicht dat is uitgegaan van een overcapaciteit van 10% omdat sommige plannen vertraging oplopen of geheel uitvallen. Voorts volgt uit het gemeentelijke beleidsstuk Woonvisie 2015+ dat er een tekort is aan sociale huurwoningen in de gemeente. Niet aannemelijk is gemaakt dat dat onjuist is.
Voor zover is aangevoerd dat niet is aangetoond dat aan de ladder voor duurzame verstedelijking is voldaan, overweegt de Afdeling als volgt. De ladder voor duurzame verstedelijking zoals die is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is alleen van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De in het plan voorziene ontwikkeling is kleinschalig van aard en kan daarom niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro kan worden aangemerkt (vergelijk overweging 8.2 van de uitspraak van de Afdeling van 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542). Gelet hierop is het plan niet in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Het betoog faalt.
Bouw- en goothoogte en bebouwingsdichtheid
6. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 5] en [appellant sub 4] betogen dat de voorziene woningen wat betreft bouw- en goothoogte en de bebouwingsdichtheid niet in de omgeving passen. Ook zullen de woningen volgens hen leiden tot een ernstige aantasting van hun woon- en leefklimaat. Volgens hen had de raad daarom moeten kiezen voor het door hen aangedragen alternatief van een invulling met seniorenwoningen waarbij de hoogte beperkt blijft tot één bouwlaag met een kap en de woningen geplaatst staan in een carrévorm met schuine kavels. Daarmee zal wat betreft bebouwingsdichtheid en bouwhoogte worden aangesloten bij de bebouwing in de omgeving en zal hun woon- en leefklimaat niet worden aangetast. Volgens hen heeft de raad niet gekozen voor hun alternatief omdat dat niet financieel haalbaar zou zijn, terwijl dat wel het geval is. Ook past hun alternatief volgens [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 5] en [appellant sub 4] in het gemeentelijke beleid.
6.1. Volgens de raad is gekozen voor het mogelijk maken van reguliere woningen met twee bouwlagen en een kap vanwege de behoefte aan dergelijke woningen en niet vanwege de financiële opbrengsten daarvan. Voorts is volgens de raad het door [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] aangedragen alternatief niet wenselijk uit stedenbouwkundig oogpunt. Verder passen de voorziene woningen volgens de raad wat betreft bouw- en goothoogte en bebouwingsdichtheid in de omgeving.
6.2. Blijkens de verbeelding, bezien in samenhang met artikel 6, lid 6.2.1, aanhef en onder d, van de planregels, mag de bouw- en goothoogte van de voorziene zeven aaneen te bouwen woningen niet meer dan 10 respectievelijk 6 m bedragen. De bouw- en goothoogten van de twee voorziene vrijstaande woningen en de twee-onder-een-kapwoning mag niet meer bedragen dan 10,5 en 6 m. De feitelijke bouwhoogte van omliggende woningen varieert van 5,3 tot 8,1 m. De afstand van de voorziene woningen tot de woningen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] bedraagt ongeveer
23 m en tot de woningen van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] ongeveer 27 m. De afstand van de voorziene woningen tot de woning van [appellant sub 5] bedraagt ongeveer 20 m.
6.3. Vast staat dat de voorziene woningen grotere gevolgen zullen hebben voor de woonomgeving van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] dan wanneer de raad had gekozen voor het door hen aangedragen alternatief. De raad is echter niet verplicht om voor een door omwonenden aangedragen alternatief te kiezen. De raad mag na een afweging van voor- en nadelen voor een ander alternatief kiezen, mits dat uit een oogpunt van ruimtelijke ordening niet onaanvaardbaar is. De raad heeft in redelijkheid kunnen kiezen voor de realisering van aaneengebouwde woningen en de in het plan neergelegde bouw- en goothoogten. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat behoefte bestaat aan woningen met twee bouwlagen en een kap. Een bouwhoogte van ten hoogste 10 m voor dergelijke woningen is volgens de raad gangbaar om te kunnen voldoen aan de huidige eisen die in het Bouwbesluit aan de hoogte van bouwlagen worden gesteld. Niet aannemelijk is gemaakt dat dit onjuist is. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de alternatieve indeling van het perceel van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] niet wenselijk is uit stedenbouwkundig oogpunt, gelet op de toelichting van de raad dat het bezwaarlijk is om op schuine kavels woningen te ontwerpen en dat achtertuinen dan aan de J.J.A. Goeverneurlaan zouden grenzen.
Verder neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad in redelijkheid ervan heeft kunnen uitgaan dat de voorziene woningen wat betreft bouw- en goothoogte en bebouwingsdichtheid in de omgeving passen, gelet op de omstandigheid dat het plangebied in een binnenstedelijke omgeving ligt. De voorziene woningen kunnen weliswaar hoger worden dan omliggende woningen, maar dit verschil is niet zodanig groot dat niet meer van een goede stedenbouwkundige inpassing kan worden gesproken. Ook is al aaneengesloten bebouwing aanwezig in de Stoutenburglaan en de nabijgelegen Meerveldlaan. Bovendien zijn er omliggende woningen met een maximale toegestane bouw- en goothoogte van 10 en 6 m, zoals de woningen van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] en woningen in de Meerveldlaan. Verder was onder het voorheen geldende bestemmingsplan "Hoevelaken 2014" op het perceel een grotere oppervlakte aan bebouwing tot een bouwhoogte van 8 m toegestaan dan volgens het voorliggende plan.
Tot slot neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad in redelijkheid ervan heeft kunnen uitgaan dat de voorziene woningen het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] niet ernstig zullen aantasten, gelet op de afstanden van de voorziene woningen tot hun woningen. Daarbij is voor de woningen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] ook van belang dat ten noorden van het plangebied een groenstrook ligt die behouden blijft. Voor de woning van [appellant sub 5] is van belang dat in de zuidelijke gevel van de voorziene aaneengebouwde woningen geen gevelopeningen zijn toegestaan op grond van artikel 6, lid 6.2.1, onder e, van de planregels. Voorts is in artikel 3, lid 3.4.1, van de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen om op de grens van het plangebied met het perceel van [appellant sub 5] een groene erfafscheiding te realiseren om lichthinder van parkerende auto’s te voorkomen.
Het betoog faalt.
Verkeer
7. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] vrezen voor een ernstige aantasting van de verkeersveiligheid als gevolg van de voorziene woningen. Het verrichte verkeersonderzoek is volgens [appellant sub 3] en [appellant sub 4] gebrekkig. Daarin is volgens [appellant sub 4] uitgegaan van verouderde gegevens en is gemeten op locaties die niet in de nabijheid van het perceel liggen. Ook staat volgens haar in het verkeersonderzoek dat de verkeersgegevens van de J.J.A Goeverneurlaan niet bekend zijn, terwijl juist in die straat het aantal verkeersbewegingen het meest zal toenemen. Volgens [appellant sub 3] is in het verkeersonderzoek ten onrechte voorbijgegaan aan de omstandigheid dat in de J.J.A Goeverneurlaan ook een kinderdagverblijf is gevestigd. Hij vreest voor de verkeersveiligheid van kinderen.
7.1. In de notitie "Woningbouw De Globe Hoevelaken" (hierna: de verkeersnotitie) van het verkeerskundig bureau BVA Verkeersadviezen van 14 april 2016 staat dat om inzicht te krijgen in het gebruik van de wegen op zowel de Stoutenburgerlaan als op de J.J.A. Goeverneurlaan een mechanische verkeerstelling is uitgevoerd. Deze tellingen hebben gedurende twee weken plaatsgevonden in het voorjaar. De tellingen zijn uitgevoerd van dinsdag 1 tot en met maandag 14 maart 2016. In de Stoutenburgerlaan is op het wegvak J.J.A. Goeverneurlaan-Resedalaan een gemiddeld aantal van 2.850 verkeersbewegingen gemeten. In de J.J.A. Goeverneurlaan is op het wegvak Meerveldlaan-Stoutenburglaan een gemiddeld aantal verkeersbewegingen van 370 gemeten. In de verkeersnotitie is uitgegaan van 12 woningen. Uitgaande van een algemeen gangbare ritgeneratie van 7 ritten per woning per etmaal, zal het aantal ritten op etmaalbasis volgens de verkeersnotitie ongeveer 85 motorvoertuigen bedragen. Ongeveer 30 hiervan zullen direct op de Stoutenburgerlaan ontsluiten en de overige 55 op de J.J.A. Goeverneurlaan. Van deze laatste 55 voertuigen mag worden aangenomen dat deze uiteindelijk ook de Stoutenburgerlaan zullen gaan gebruiken. De voertuigen zullen zich vervolgens verdelen over het noordelijke en zuidelijke deel van de Stoutenburgerlaan. Van de verdeling van het verkeer over beide richtingen zijn geen gegevens bekend, maar de veronderstelling dat meer verkeer in zuidelijke dan in noordelijke richting zal gaan, lijkt gezien de ligging van deze locatie ten opzichte van de externe ontsluitingsstructuur en het centrum van Hoevelaken reëel. Als wordt uitgaan van een verdeling 35% - 65% dan betekent dit voor het zuidelijke deel een toename van het verkeer met 55 voertuigen. Gerelateerd aan de 2.850 voertuigen die hier al rijden, is dat een toename van nog geen 2%. Een toename die de Stoutenburgerlaan eenvoudig kan verwerken. Er zijn op de Stoutenburgerlaan volgens de verkeersnotitie dan ook geen afwikkelingsproblemen te verwachten. De verkeersnotitie komt tot de conclusie dat er geen verkeerskundige overwegingen zijn op basis waarvan de realisering van de voorziene woningen moet worden afgeraden.
7.2. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gevolgen van de voorziene woningen voor de verkeersituatie aanvaardbaar zijn gelet op de conclusie van de verkeersnotitie dat er geen verkeerskundige overwegingen zijn op basis waarvan de realisering van de voorziene woningen moet worden afgeraden. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze conclusie onjuist is. De argumenten die [appellant sub 4] heeft aangevoerd zien op een eerdere versie van de verkeersnotitie van 5 januari 2016. In de verkeersnotitie die ten grondslag is gelegd aan het plan is uitgegaan van verkeerstellingen die in maart 2016 nabij het perceel zijn gehouden. Dat een kinderdagverblijf in de J.J.A Goeverneurlaan is gevestigd doet ook niet af aan de conclusie van de verkeersnotitie, gelet op de omstandigheid dat de voorziene woningen volgens de verkeersnotitie zullen leiden tot een beperkt aantal extra verkeersbewegingen in de J.J.A. Goeverneurlaan.
Het betoog faalt.
Conclusie en proceskosten
8. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 5] en [appellant sub 4] ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Van Driel Kluit
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2017
703.