201703416/1/A1.
Datum uitspraak: 18 april 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 juli 2014 heeft het college aan [appellante] een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleend voor het plaatsen van een led-reclamescherm op de gevel van het bedrijfspand aan de [locatie] te Zaltbommel.
Bij besluit van 14 maart 2017 heeft het college opnieuw besloten op het door J.W. [belanghebbende] en anderen daartegen gemaakte bezwaar en daarbij het besluit van 22 juli 2014 onder aanvulling van de motivering in stand gelaten en twee aanvullende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
[belanghebbende] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 februari 2018, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. W.A. Braams, advocaat te Waalre, en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. T. Akkermans, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door mr. M.M. Breukers, gehoord.
Overwegingen
1. De omgevingsvergunning ziet op het reeds geplaatste led-reclamescherm op de achtergevel van het bedrijfspand van [appellante] aan de [locatie]. De achtergevel, met daarop het led-scherm, ligt parallel aan de provinciale weg N322.
2. Het besluit van 14 maart 2017 is genomen ter uitvoering van de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2294. Bij die uitspraak heeft de Afdeling, voor zover thans van belang, twee eerdere besluiten van het college op het door [belanghebbende] en anderen tegen het besluit van 22 juli 2014 gemaakte bezwaar vernietigd, waardoor het college een nieuw besluit op dat bezwaar moest nemen, en bepaald dat tegen het nieuw te nemen besluit op bezwaar slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld. De Afdeling heeft de eerdere besluiten op bezwaar vernietigd omdat het college zich daarin ten onrechte op het standpunt had gesteld dat het led-reclamescherm wat betreft de maatvoering in overeenstemming was met het welstandsbeleid zoals neergelegd in de op 25 maart 2013 vastgestelde "Welstandsnota Zaltbommel".
Op 26 januari 2017 is de "Welstandsnota 2017" vastgesteld, waarin de welstandscriteria voor reclames op bedrijventerreinen zijn gewijzigd ten opzichte van de "Welstandsnota Zaltbommel".
2.1. Bij het besluit van 14 maart 2017 heeft het college twee aanvullende voorschriften aan de vergunning verbonden. Deze voorschriften luiden:
"- het led-scherm wordt als statisch led-scherm uitgevoerd, wat betekent dat maximaal 1 beeldwisseling per etmaal is toegelaten
- conform de Welstandsnota 2017 mag er tussen 23.00 uur en 7.00 uur geen lichtreclame getoond worden"
Het college stelt zich op het standpunt dat het led-reclamescherm met deze voorschriften voldoet aan het welstandsbeleid zoals neergelegd in de "Welstandsnota 2017".
3. [appellante] kan zich niet verenigen met de aanvullende voorschriften. Zij betoogt dat het college ten onrechte heeft voorgeschreven dat maximaal 1 beeldwisseling per etmaal is toegelaten.
Daartoe voert zij aan dat het college, dat dit voorschrift heeft gebaseerd op de richtlijn "Beoordeling van Objecten langs Auto(snel)wegen" van Rijkswaterstaat van 21 oktober 2011 (hierna: de richtlijn), voorbij is gegaan aan de criteria die in de paragrafen 2.1 en 2.2 van die richtlijn worden gegeven voor toelaatbare beeldwisselingen. Volgens haar volgt daaruit onder meer dat het beeld niet vaker dan éénmaal per 6 seconden mag wisselen.
Daarnaast wijst zij erop dat in de "Welstandsnota 2017" is bepaald dat de maximale frequentie van beeldwisseling één wisseling per 3 minuten is. Zij voert aan dat het college niet heeft gemotiveerd waarom in de omgevingsvergunning een veel verdergaande beperking is voorgeschreven. Volgens haar is er, gelet op de overzichtelijke verkeerssituatie ter plaatse, geen noodzaak om in negatieve zin af te wijken van het welstandsbeleid van maximaal één beeldwisseling per 3 minuten.
3.1. In paragraaf 2.1 van de richtlijn staan drie criteria waaraan afleidende objecten langs auto(snel)wegen moeten voldoen. Het eerste criterium is dat bewegende beelden op digitale billboards niet zijn toegestaan. Bij dat criterium wordt echter de kanttekening gemaakt dat het wisselen van stationaire beelden onder voorwaarden kan worden toegestaan. Deze voorwaarden staan in paragraaf 2.2 onder punt 3. Daar staat onder meer dat het object niet parallel aan de rijrichting mag staan. Aangezien het led-scherm parallel aan de rijrichting staat, wordt niet voldaan aan de voorwaarden waaronder het wisselen van stationaire beelden kan worden toegestaan. Dat betekent dat het led-scherm volgens het eerste criterium van paragraaf 2.1 van de richtlijn niet is toegestaan. Anders dan [appellante] betoogt, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat volgens de richtlijn het tonen van bewegende beelden op het led-scherm niet is toegestaan.
3.2. De "Welstandsnota 2017" bevat beleid voor reclame-uitingen op bedrijventerreinen. Dat beleid bevat onder meer de volgende criteria:
"- maximale frequentie van beeldwisseling is één wisseling per 3 minuten, […];
- er mogen geen nadelige gevolgen zijn voor de verkeersveiligheid. […];"
Het criterium van maximaal één beeldwisseling per 3 minuten geldt voor alle reclame-uitingen op bedrijventerreinen, ongeacht of de reclame-uiting zich bevindt op een plek waar verkeersveiligheid een rol speelt. In het kader van het criterium dat er geen nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid mogen zijn, heeft het college het led-scherm getoetst aan de richtlijn. Zoals onder 3.1 is overwogen, is het tonen van bewegende beelden in dit geval volgens de richtlijn niet toegestaan. Om die reden heeft het college voorgeschreven dat het led-scherm als statisch led-scherm wordt uitgevoerd, wat betekent dat maximaal 1 beeldwisseling per etmaal is toegelaten. Volgens het college zijn er bij maximaal 1 beeldwisseling per etmaal geen nadelige effecten te verwachten op de verkeersveiligheid, waardoor aan dat criterium van het welstandbeleid wordt voldaan. Anders dan [appellante] betoogt, is niet afgeweken van het welstandsbeleid maar is het voorschrift juist gesteld om aan het welstandsbeleid te kunnen voldoen.
3.3. Gelet op het voorgaande geeft hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid kon voorschrijven dat maximaal 1 beeldwisseling per etmaal is toegelaten.
Het betoog faalt.
4. Verder betoogt [appellante] dat het college ten onrechte heeft voorgeschreven dat geen lichtreclame mag worden getoond tussen 23:00 en 07:00 uur. Volgens haar had het college in positieve zin moeten afwijken van het welstandsbeleid zoals neergelegd in de "Welstandsnota 2017", omdat dat beleid nog niet gold ten tijde van het indienen van de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het led-scherm.
4.1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar eerdere uitspraak van 24 augustus 2016, is het led-reclamescherm in strijd met de welstandscriteria van de "Welstandsnota Zaltbommel", die gold ten tijde van het indienen van de aanvraag. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit op 14 maart 2017 gold de "Welstandsnota 2017", op grond waarvan het led-scherm onder voorwaarden kon worden toegestaan. Gelet daarop heeft het college terecht getoetst aan het daarin neergelegde welstandsbeleid, waarin onder meer is bepaald dat er geen lichtreclame mag worden getoond tussen 23.00 en 07.00 uur. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid kon voorschrijven dat er, in overeenstemming met het geldende welstandsbeleid, tussen 23.00 uur en 7.00 uur geen lichtreclame mag worden getoond.
Het betoog faalt.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Kors
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2018
687.