ECLI:NL:RVS:2016:2294

Raad van State

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
24 augustus 2016
Zaaknummer
201505756/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een led-scherm in Zaltbommel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 juni 2015, waarin het beroep van [appellant] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel van 18 december 2014 gegrond werd verklaard. Dit besluit verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een led-scherm op de gevel van een pand aan de [locatie] te Zaltbommel ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het college niet voldoende had aangetoond dat het led-scherm voldeed aan de welstandscriteria, met name wat betreft lichthinder.

Het college had eerder op 22 juli 2014 een omgevingsvergunning verleend aan [vergunninghouder] voor het plaatsen van het led-scherm. [appellant] verzet zich tegen deze vergunning, omdat hij lichthinder ondervindt en het scherm in strijd zou zijn met de redelijke eisen van welstand. De rechtbank oordeelde dat het college de specifieke welstandscriteria voor led-schermen had miskend en dat het besluit van 18 december 2014 vernietigd moest worden.

In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat het college ten onrechte had gesteld dat het led-scherm voldeed aan de welstandscriteria. De Afdeling vernietigde de besluiten van het college van 4 augustus 2015 en 8 december 2015, die voortvloeiden uit de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het college een nieuw besluit moest nemen, waarbij het de welstandscriteria in acht moest nemen. De zaak is van belang voor de toepassing van de Wabo en de beoordeling van lichthinder in relatie tot omgevingsvergunningen.

Uitspraak

201505756/1/A1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 juni 2015 in zaak nr. 15/454 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel.
Procesverloop
Bij besluit van 22 juli 2014 heeft het college aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) verleend voor het plaatsen van een led-scherm op de gevel van het pand aan de [locatie] te Zaltbommel.
Bij besluit van 18 december 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 22 juli 2014 onder aanvulling van de motivering in stand gelaten.
Bij uitspraak van 9 juni 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 18 december 2014 vernietigd en het college opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit op het bezwaar te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 4 augustus 2015 heeft het college het door [appellant] tegen het besluit van 22 juli 2014 gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 22 juli 2014 herroepen en [vergunninghouder] opgedragen om binnen een maand middels een onafhankelijk rapport aan te tonen dat wordt voldaan aan de richtlijnen van de commissie Lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (hierna: de NSVV).
Bij besluit van 8 december 2015 heeft het college voormeld besluit van 4 augustus 2015 ingetrokken, het door [appellant] tegen het besluit van 22 juli 2014 gemaakte bezwaar alsnog ongegrond verklaard en het besluit van 22 juli 2014 onder aanvulling van de motivering in stand gelaten.
[appellant] heeft te kennen gegeven zich niet te kunnen vinden in het besluit op bezwaar van 8 december 2015.
Bij besluit van 13 mei 2016 heeft het college het besluit van 8 december 2015 gewijzigd door de motivering ervan aan te vullen met een lichthinderrapport.
[appellant] en het college hebben nog nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juli 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. S. Oord, en het college, vertegenwoordigd door mr. T. Akkermans, werkzaam bij de Omgevingsdienst Rivierenland, en ir. T. Stahlie, adviseur bij Gelders Genootschap, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het bouwplan heeft betrekking op de plaatsing van een led-scherm ten behoeve van reclame op de achtergevel van het bedrijfspand van [vergunninghouder]. Het inmiddels geplaatste led-scherm heeft een breedte van 10,25 m en een hoogte van 5,76 m. [appellant] woont op een afstand van ongeveer 275 m van het led-scherm en heeft vanuit zijn woning zicht op het led-scherm. Hij verzet zich tegen de verleende omgevingsvergunning omdat hij lichthinder van het led-scherm ondervindt en hij het scherm op deze locatie in strijd met de redelijke eisen van welstand acht.
2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, wordt voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien het uiterlijk of plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend.
Ingevolge artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet stelt de gemeenteraad een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die het bevoegd gezag toepast bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd, als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.
3. De gemeenteraad van Zaltbommel heeft ter uitvoering van artikel 12a van de Woningwet op 25 maart 2013 de "Welstandsnota Zaltbommel" vastgesteld. Het bedrijfspand waarop het led-scherm is geplaatst ligt op een bedrijventerrein. Volgens hoofdstuk 4.7.6 van de welstandsnota gelden voor reclames op bedrijventerreinen de algemene welstandscriteria dat reclames ondergeschikt zijn in het bebouwings- en straatbeeld en afgestemd zijn op de gevelkarakteristiek. Voorts zijn in hoofdstuk 4.7.6 van de welstandsnota specifieke welstandscriteria voor reclames op bedrijventerreinen opgenomen. Zo gelden ten aanzien van vormgeving en maatvoering onder meer de criteria dat reclame geen lichthinder voor de omgeving mag opleveren (zie richtlijnen commissie Lichthinder van de NSVV) en dat verlichte reclameplaten, zoals led-schermen, en frames maximaal 3 m breed en 0,75 m hoog mogen zijn. In de welstandsnota is vermeld dat kan worden teruggevallen op algemeen geldende kwaliteitsprincipes, in het geval de welstandscriteria ontoereikend zijn of wanneer een bouwplan afwijkt van de welstandscriteria, maar door een bijzondere schoonheid een gewenste toevoeging aan de omgeving is. De welstandscommissie kan het college in zo’n geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren om af te wijken en hiertoe gebruik te maken van algemene welstandscriteria. Het niveau van "redelijke eisen van welstand" ligt hierbij uiteraard hoger. De algemene criteria worden beschreven in hoofdstuk twee.
In het aan het besluit op bezwaar ten grondslag gelegde aanvullende welstandsadvies van 30 september 2014 van het Gelders Genootschap (hierna: de welstandscommissie) is vermeld dat het led-scherm volgens de aanvraag in overeenstemming is met de NSVV-richtlijnen voor lichthinder en op dat punt voldoet aan het welstandsbeleid. Voorts is gemotiveerd dat het led-scherm weliswaar niet voldoet aan de in de welstandsnota gestelde maatvoeringseisen, maar dat het gelet op de royale maatvoering van het bedrijfspand wel voldoet aan de algemene uitgangspunten voor reclames op bedrijventerreinen, nu het led-scherm in relatie tot het totale geveloppervlakte een ondergeschikt karakter heeft en is afgestemd op de gevelkarakteristiek. Het heeft daarbij in aanmerking genomen dat het oppervlak van het led-scherm slechts 2% bedraagt van het geveloppervlak van het bedrijfspand. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan als gevolg van de overschrijding van de in de welstandsnota opgenomen maatvoeringseisen voor led-schermen is getoetst aan de algemene criteria voor reclames op bedrijventerreinen en zij heeft dienaangaande overwogen dat de welstandscommissie hiermee geen onjuiste uitleg heeft gegeven aan de toetsingscriteria van de welstandsnota. Omdat uit het nader welstandsadvies evenwel niet is af te leiden of het led-scherm wat betreft lichthinder voor de omgeving aan de welstandscriteria voldoet, heeft de rechtbank het besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
De gronden van het hoger beroep
4. [appellant] wenst een verdergaande vernietiging van het besluit van 18 december 2014 en betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat in de aan het besluit op bezwaar ten grondslag liggende toelichting van de welstandscommissie over de maatvoeringseisen van het led-scherm een onjuiste uitleg is gegeven aan de toetsingscriteria van de welstandsnota. Hiertoe voert [appellant] aan dat het led-scherm in strijd is met de welstandsnota en dat geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die afwijking van de concrete welstandscriteria voor led-schermen op bedrijventerreinen rechtvaardigen. Voorts voert hij aan dat de in de welstandsnota vermelde situaties waarin afwijking van de welstandscriteria mogelijk wordt geacht, zich hier niet voordoen en, indien hiervan al sprake zou zijn, de welstandscommissie het bouwplan dient te toetsen aan de in hoofdstuk twee van de welstandsnota vermelde algemene welstandscriteria, waarin onder meer is opgenomen dat er een relatie dient te zijn tussen het bouwwerk en de omgeving, hetgeen in dit geval niet is gebeurd.
4.1. Zoals het college ter zitting van de Afdeling heeft toegelicht, heeft het niet met toepassing van de in hoofdstuk 2 van de welstandsnota opgenomen algemene welstandscriteria afgeweken van de op de led-schermen van toepassing zijnde welstandscriteria. Het college heeft aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd dat het led-scherm weliswaar niet voldoet aan de hiervoor geldende specifieke welstandscriterium met betrekking tot de maatvoering, maar wel aan de voor reclames op bedrijventerreinen van toepassing zijnde algemene welstandscriteria, en dat het bouwplan gelet daarop in overeenstemming is met het welstandsbeleid.
De welstandsnota biedt evenwel geen ruimte voor deze uitleg van het hierin neergelegde welstandsbeleid. Nu in hoofdstuk 4.7.6 van de welstandsnota, in aanvulling op de algemene criteria die gelden voor alle vormen van reclame op bedrijventerreinen, voor reclame-uitingen met led-schermen de specifieke eis is gesteld dat deze maximaal 3 m breed en 0,75 m hoog mogen zijn, bestaat geen grond voor het oordeel dat aan deze specifieke eis voorbij kan worden gegaan indien een led-scherm aan de algemene criteria voldoet. Een dergelijke uitleg zou de in de welstandnota opgenomen specifieke welstandseis voor led-schermen op bedrijventerreinen zinledig maken. De omstandigheid dat het oppervlak van de achtergevel van het bedrijfspand van [vergunninghouder] bijzonder groot is en het oppervlak van het led-scherm slechts 2% hiervan bedraagt, leidt niet tot een ander oordeel. De extra eis met betrekking tot de maatvoering ziet specifiek op led-schermen op bedrijventerreinen, alwaar vaker grote gebouwen zullen voorkomen. Er is geen reden om aan te nemen dat deze extra eis niet geldt voor led-schermen op een groot gebouw, nu hiervoor in de welstandsnota geen uitzondering is gemaakt.
Nu het led-scherm in strijd is met de specifieke welstandscriteria van de welstandsnota, heeft het college zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat het led-scherm wat betreft de maatvoering in overeenstemming is met het welstandsbeleid. De rechtbank heeft dat niet onderkend.
Het betoog slaagt.
5. Het hoger beroep is gegrond. Het college dient met inachtneming van de uitspraak van de Afdeling en de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze niet is aangevochten, een nieuw besluit te nemen.
Beroep van rechtswege tegen het besluit van 4 augustus 2015 en het besluit van 8 december 2015, zoals dat is gewijzigd bij besluit van 13 mei 2016.
6. Bij besluit van 4 augustus 2015 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door [appellant] gemaakte bezwaar. Bij besluit van 8 december 2015 heeft het college dit besluit van 4 augustus 2015 ingetrokken, het door [appellant] tegen het besluit van 22 juli 2014 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard en het besluit van 22 juli 2014 onder aanvulling van de motivering in stand gelaten. Het college heeft zich in het besluit van 8 december 2015 op het standpunt gesteld dat uit het door [vergunninghouder] overgelegde rapport van Lichtconsult.nl van 8 september 2015 kan worden geconcludeerd dat het led-scherm voldoet aan de NSSV-richtlijnen en derhalve in zoverre ook aan de criteria van de welstandsnota wat betreft lichthinder voor de omgeving. Bij besluit van 13 mei 2016 heeft het college onder verwijzing naar het rapport "Lichthindermeting (3), Ledscherm [vergunninghouder] Metalen" van Lichtconsult.nl van 7 april 2016 de motivering van het besluit nader aangevuld en geconcludeerd dat dit lichthinderrapport de eerder getrokken conclusie dat het led-scherm voldoet aan de NSVV-richtlijnen, bevestigt.
Deze besluiten worden, gelet op artikel 6:19, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in samenhang met artikel 6:24 van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.
6.1. Gelet op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.1 is overwogen, komt de Afdeling tot het oordeel dat het besluit van 8 december 2015, zoals dat is gewijzigd bij besluit van 13 mei 2016, dat ter uitvoering van de aangevallen uitspraak is genomen en waaraan ten grondslag ligt dat het bouwplan in overeenstemming is met het welstandsbeleid, voor vernietiging in aanmerking komt.
Als gevolg van de vernietiging van dit besluit herleeft het ter uitvoering van de aangevallen uitspraak genomen en door het besluit van 8 december 2015 ingetrokken besluit van 4 augustus 2015, dat er eveneens van uitgaat dat het bouwplan in overeenstemming is met het welstandsbeleid. Dat besluit dient gelet op vorenstaande ook te worden vernietigd.
De van rechtswege ontstane beroepen tegen het besluit van 4 augustus 2015 en het besluit van 8 december 2015, zoals dat is gewijzigd bij besluit van 13 mei 2016, zijn gegrond. Aan bespreking van de door [appellant] tegen deze besluiten naar voren gebrachte gronden, wordt niet meer toegekomen.
7. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuw te nemen besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
8. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. verklaart de beroepen tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel van 4 augustus 2015 en van 8 december 2015, zoals dat is gewijzigd bij besluit van 13 mei 2016, gegrond;
III. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel van 4 augustus 2015, kenmerk 90722/ODR 021426727;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel van 8 december 2015, kenmerk 90722/021432482, zoals dat is gewijzigd bij besluit van 13 mei 2016, kenmerk 90722;
V. bepaalt dat tegen het door het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel te nemen nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1240,00 (zegge: twaalfhonderdveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 248,00 (zegge: tweehonderdachtenveertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Borman w.g. Deen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2016
604.