ECLI:NL:RVS:2018:1243
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdelingen tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 12 april 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen, mede voor hun minderjarige kinderen, een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend. Dit verzoek volgde op de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 13 februari 2018, waarin de aanvragen van de vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank Den Haag had op 15 maart 2018 de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard, waarna de vreemdelingen in hoger beroep gingen.
De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en dat zij gedurende deze periode opvang en verstrekkingen zouden ontvangen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek, gezien eerdere uitspraken, voor toewijzing in aanmerking kwam.
In de beslissing werd bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er op het hoger beroep is beslist. Tevens werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die in dit geval € 501,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 april 2018.