ECLI:NL:RVS:2018:1240
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om uitzetting te schorsen
In deze zaak heeft de vreemdeling, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van zijn uitzetting totdat er een beslissing op zijn hoger beroep zou zijn genomen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 24 januari 2018 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 22 maart 2018 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling in hoger beroep ging. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek van de vreemdeling beoordeeld in het licht van eerdere uitspraken en heeft geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening toewijsbaar is. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er op het hoger beroep is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het verzoek zijn gemaakt. De uitspraak is gedaan op 12 april 2018.