ECLI:NL:RVS:2018:1155
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om niet-uitzetting
In deze zaak heeft de vreemdeling, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, een verzoek gedaan om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 29 juni 2017 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 7 maart 2018 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek van de vreemdeling in overweging genomen. Gezien de omstandigheden en eerdere uitspraken, waaronder een relevante uitspraak van 20 december 2016, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om niet-uitzetting toewijsbaar is. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 501,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan op 3 april 2018, waarbij de voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep.