ECLI:NL:RVS:2018:1079
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod
Op 29 maart 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 23 mei 2017 de verblijfsvergunning van de vreemdeling ingetrokken en een inreisverbod van vijf jaar opgelegd. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze besluiten. Op 7 september 2017 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar gedeeltelijk gegrond, waarbij de duur van het inreisverbod werd verkort tot twee jaar. De rechtbank Den Haag oordeelde op 30 januari 2018 dat het besluit van de staatssecretaris vernietigd moest worden en dat er binnen zes weken een nieuw besluit genomen moest worden. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet verplicht zou zijn om onmiddellijk een nieuw besluit te nemen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de staatssecretaris, nu hij hoger beroep had ingesteld, nog geen verplichting had om uitvoering te geven aan de uitspraak van de rechtbank. Er was geen ander spoedeisend belang door de staatssecretaris gesteld, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De staatssecretaris werd wel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 501,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar gedaan op 29 maart 2018.