ECLI:NL:RVS:2018:1027
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om niet uit te zetten tijdens hoger beroep
In deze zaak heeft de vreemdeling, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 19 december 2017 de aanvraag afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling op 26 januari 2018 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek beoordeeld in het licht van eerdere uitspraken en heeft geoordeeld dat het verzoek toewijsbaar is. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 501,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.