ECLI:NL:RVS:2018:1022
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 maart 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, was door de minister van Veiligheid en Justitie niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit was genomen op 20 oktober 2017 en aangevuld op 15 november 2017. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 16 februari 2018 het beroep ongegrond verklaarde en het besluit van de minister in stand liet.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en dat zij opvang en verstrekkingen zou ontvangen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de vreemdeling in het licht van eerdere uitspraken, waaronder ECLI:NL:RVS:2016:3350, toegewezen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 501,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.