ECLI:NL:RVS:2018:1021

Raad van State

Datum uitspraak
23 maart 2018
Publicatiedatum
26 maart 2018
Zaaknummer
201801682/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 maart 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 januari 2018 was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 22 februari 2018 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet voordat op het hoger beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat in hoger beroep niet in geschil is dat de vreemdeling bij terugkeer geen risico loopt zoals bedoeld in artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hierdoor was er geen 'arguable claim' aanwezig, zoals eerder vastgesteld in een uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 december 2016. Daarnaast zijn er geen andere omstandigheden gebleken die aanleiding geven om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.

De beslissing van de voorzieningenrechter houdt in dat de vreemdeling niet in aanmerking komt voor de gevraagde voorlopige voorziening en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 maart 2018.

Uitspraak

201801682/2/V2.
Datum uitspraak: 23 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 22 februari 2018 in zaak nr. NL18.2409 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 30 januari 2018 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 22 februari 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat haar gedurende die periode opvang en verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden geboden.
2.    In hoger beroep is niet in geschil dat de vreemdeling bij terugkeer geen risico loopt als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Gelet daarop is er geen 'arguable claim' als bedoeld in de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 20 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3350. Nu ook anderszins niet is gebleken van omstandigheden die er voorshands toe nopen de gevraagde voorziening toe te wijzen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding een voorziening, als verzocht, te treffen.
3.    Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.R.M. Brouwer, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Brouwer
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2018
791.