ECLI:NL:RVS:2018:1019
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 22 maart 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 8 februari 2018, waarin de rechtbank het beroep van vier vreemdelingen gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.
De staatssecretaris had op 21 februari 2017 de aanvragen van de vreemdelingen afgewezen. Na het ongegrond verklaren van het bezwaar door de staatssecretaris op 18 augustus 2017, hebben de vreemdelingen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet correct had gehandeld en dat de vreemdelingen recht hadden op een nieuw besluit. In afwachting van de uitspraak op het hoger beroep van de staatssecretaris, verzocht deze om een voorlopige voorziening, zodat hij geen uitvoering hoefde te geven aan de uitspraak van de rechtbank.
De vreemdelingen vroegen op hun beurt om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat zij zouden worden uitgezet of dat hun verstrekkingen zouden worden beëindigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek van de staatssecretaris kennelijk gegrond was en dat het verzoek van de vreemdelingen kennelijk ongegrond was. De voorzieningenrechter besloot dat de staatssecretaris geen uitvoering hoefde te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist.