Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[V-nummer] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
25 juni 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2095), waarin een differentiatie is gemaakt in de verschillende perioden van (on)rechtmatig verblijf en de mate van meewerken, had verweerder duidelijk dienen te maken waarom het zwaartepunt van de beoordeling op de periode voor het najaar van 2015 wordt gelegd. Juist ook omdat uit de interne werkinstructie behorend bij de Regeling van 29 november 2016 blijkt dat het toetsmoment het moment van aanvraag is en dat wat de vreemdeling daarna heeft gedaan om te werken aan zijn vertrek niet buiten beschouwing moet worden gelaten. Hierbij worden eventuele acties tussen de datum aanvraag en datum van het DT&V advies volgens de werkinstructie meegewogen in de totale afweging of de vreemdeling voldoende heeft meegewerkt aan zijn vertrek.
zich nimmer hebben uitgesproken(cursief door de rechtbank) over de overgelegde noodpaspoorten, maar dat vanwege de algemene kennis hierover geconcludeerd moet worden dat eisers onvoldoende juiste informatie over hun personalia moeten hebben meegedeeld, omdat zij anders door de Russische autoriteiten teruggenomen zouden worden. Dit komt niet overeen met het standpunt van verweerder zoals ingenomen in het verweerschrift. Daarin geeft verweerder aan dat uit het DT&V-advies blijkt dat niet is gebleken dat de Russische autoriteiten weigerachtig zijn in hun medewerking in het kader van het verkrijgen van vervangende reisdocumenten, maar dat de Russische autoriteiten
hebben aangegeven(cursief door de rechtbank) dat eisers onbekend zijn en dat zij geen of onvoldoende stukken hebben overgelegd waaruit hun nationaliteit blijkt. Gelet op deze tegenstrijdigheid is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft nagelaten deugdelijk te motiveren of de redenen dat de afgifte van een vervangend reisdocument uitblijft, buiten de invloedssfeer van eisers lag.