ECLI:NL:RVS:2018:1
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H. Troostwijk
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling uit Libië
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 14 augustus 2017 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had goedgekeurd. De staatssecretaris had de aanvraag op 20 januari 2017 afgewezen, maar de rechtbank oordeelde dat deze afwijzing onterecht was en dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak op 4 januari 2018 behandelde.
De kern van de zaak betreft de veiligheidssituatie in Libië, specifiek in Benghazi, en of deze zodanig is dat de vreemdeling niet kan terugkeren. De staatssecretaris betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van een uitzonderlijke situatie die bescherming biedt onder artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling oordeelde dat de algemene veiligheidssituatie in Libië, hoewel zorgelijk, niet zodanig is dat de vreemdeling een reëel risico loopt bij terugkeer. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond.
De uitspraak heeft bredere implicaties voor andere vreemdelingen uit Libië die zich beroepen op de veiligheidssituatie in hun land van herkomst. De Afdeling benadrukte dat de beoordeling van de veiligheidssituatie in Libië complex is en dat de situatie niet wezenlijk is veranderd ten opzichte van eerdere uitspraken. De staatssecretaris heeft zijn standpunt onderbouwd met rapporten van internationale organisaties, maar de Afdeling concludeerde dat de situatie in Benghazi niet voldoet aan de criteria voor een uitzonderlijke situatie die bescherming biedt.