ECLI:NL:RVS:2017:958

Raad van State

Datum uitspraak
5 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
201606637/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging wijzigingsplan voor huisvesting seizoenarbeiders in Breda

Op 5 april 2017 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Ulvenhout, en het college van burgemeester en wethouders van Breda. De zaak betreft een wijzigingsplan dat op 12 juli 2016 door het college was vastgesteld, met als doel een loods te realiseren voor de huisvesting van maximaal 100 seizoenarbeiders. De appellant, die naast het plangebied woont, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij het wijzigingsplan onduidelijk vindt en vreest voor overlast.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd. De Afdeling oordeelde dat het wijzigingsplan is gebaseerd op een planregel die eerder door de Afdeling is vernietigd, waardoor de wijzigingsbevoegdheid niet meer bestaat. Dit betekent dat het wijzigingsplan niet rechtsgeldig is en daarom vernietigd moet worden. De Afdeling heeft het college ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant, die op € 990,00 zijn vastgesteld, en het griffierecht van € 168,00 moet worden vergoed.

De uitspraak benadrukt het belang van rechtskracht van bestemmingsplannen en de gevolgen van eerdere uitspraken van de Raad van State voor de geldigheid van wijzigingsplannen. De Afdeling heeft het college opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak zorg te dragen voor de verwerking van de vernietiging in de landelijke voorziening.

Uitspraak

201606637/1/R2.
Datum uitspraak: 5 april 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant], wonend te Ulvenhout, gemeente Breda,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Breda,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 5 april 2017 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. G. van der Wiel
voorzitter
griffier: mr. R.E.A. Matulewicz
jurist: mr. F.M.J. Stolk
Verschenen:
[appellant], bijgestaan door [gemachtigde] en mr. R.T.M. Lagerweij, rechtsbijstandverlener;
het college, vertegenwoordigd door A.J.J. Neele;
[partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. Y.M.G.M. van Riet.
Bij besluit van 12 juli 2016 heeft het college het wijzigingsplan "Buitengebied Zuid 2013, wijzigingsplan [locatie]" vastgesteld. Het wijzigingsplan beoogt te voorzien in een loods aan de [locatie] waar maximaal 100 seizoenarbeiders kunnen worden gehuisvest.
[appellant], die naast het plangebied woont, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld omdat hij het wijzigingsplan onduidelijk vindt en vreest voor overlast.
De Afdeling:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda van 12 juli 2016 waarbij het wijzigingsplan "Buitengebied Zuid 2013, wijzigingsplan [locatie]" is vastgesteld;
III.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Breda tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Breda aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt;
V.    draagt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
Daartoe overweegt de Afdeling het volgende.
Het wijzigingsplan is gebaseerd op artikel 4, lid 4.6, onder g, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied Zuid 2013", dat bij besluit van 5 november 2015 is vastgesteld door de raad van de gemeente Breda (hierna: het moederplan). Op grond van deze bepaling is het college bevoegd om het moederplan te wijzigen voor het huisvesten van maximaal 120 seizoenarbeiders.
Bij uitspraak van 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:266, heeft de Afdeling onder meer artikel 4, lid 4.6, onder g, van de planregels van het moederplan vernietigd. Gelet op het voorgaande heeft het moederplan geen rechtskracht meer voor zover het gaat om de wijzigingsbevoegdheid waarop het onderhavige wijzigingsplan is gebaseerd.
Op grond van artikel 3.6, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) maakt een wijzigingsplan deel uit van het bestemmingsplan waarop het is gebaseerd. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1448, volgt hieruit dat indien een bestemmingsplan waarop een wijzigingsplan is gebaseerd door een uitspraak van de Afdeling geen rechtskracht meer heeft, omdat het geheel of gedeeltelijk is vernietigd en dit de wijzigingsbevoegdheid raakt, het wijzigingsplan reeds daarom dient te worden vernietigd. Voormelde situatie doet zich hier voor, nu het wijzigingsplan is gebaseerd op een planregel die in de uitspraak van 1 februari 2017 is vernietigd. Met die vernietiging moet de bevoegdheid tot het vaststellen van het wijzigingsplan worden geacht nooit te hebben bestaan.
Gelet op het vorenstaande is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 3.6, derde lid, van de Wro. Het beroep is reeds hierom gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Gelet hierop behoeven de beroepsgronden geen bespreking meer.
w.g. Van der Wiel    w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer
griffier    45-743.