ECLI:NL:RVS:2017:884
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De aanvraag werd op 2 december 2015 afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.M. van Kuilenburg, heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 22 april 2016, waarin het beroep ongegrond werd verklaard, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had geoordeeld dat de staatssecretaris terecht de aanvraag had afgewezen.
De Raad van State heeft het hoger beroep op 5 april 2017 behandeld. In de overwegingen van de uitspraak wordt gesteld dat de argumenten die in hoger beroep zijn aangevoerd niet voldoen aan de eisen van artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Raad concludeert dat de aangevoerde gronden geen vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoording behoeven. Daarom wordt het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De Raad van State heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 april 2017.