ECLI:NL:RVS:2017:786

Raad van State

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
23 maart 2017
Zaaknummer
201701076/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
  • H. Troostwijk
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 26 januari 2017. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 7 december 2016 vernietigd, waarbij de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was afgewezen. De staatssecretaris had de vreemdeling opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod uitgevaardigd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. Bruinsma, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven in het hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak de vragen over de aanwijzing van Algerije als veilig land van herkomst behandeld. De Afdeling heeft eerder in uitspraken van 8 maart 2017 en 1 februari 2017 geoordeeld dat de staatssecretaris Algerije terecht heeft aangewezen als veilig land van herkomst. De informatie die in deze zaak is ingebracht, leidde niet tot een ander oordeel. De Afdeling concludeert dat het hoger beroep kennelijk gegrond is en vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Omdat er geen beroepsgronden meer zijn die bespreking behoeven, wordt het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 maart 2017.

Uitspraak

201701076/1/V1.
Datum uitspraak: 22 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 26 januari 2017 in zaak nr. NL16.3753 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen, hem opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 26 januari 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven, met uitzondering van het onthouden van een vertrektermijn en het uitvaardigen van een inreisverbod. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. Bruinsma, advocaat te Lemmer, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De in hoger beroep opgeworpen vragen over de aanwijzing van Algerije als veilig land van herkomst en de mogelijkheid om een land als veilig land van herkomst aan te wijzen met een uitzondering voor één of meer groepen, zoals LHBT’s, heeft de Afdeling bij uitspraken van 8 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:630, en 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:210, beantwoord. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris Algerije terecht heeft aangewezen als veilig land van herkomst. De in deze zaak ingebrachte informatie leidt niet tot een ander oordeel.
2.    Hieruit volgt dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Omdat er geen beroepsgronden meer zijn die bespreking behoeven, moet het beroep ongegrond worden verklaard.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 26 januari 2017 in zaak nr. NL16.3753;
III.    verklaart het door de vreemdeling in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Willems
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2017
412-827.