ECLI:NL:RVS:2017:719
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake asielaanvraag en dwangsom staatssecretaris
Op 15 maart 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 15 november 2016. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, omdat de staatssecretaris niet tijdig een besluit had genomen op de asielaanvraag van de vreemdeling. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris hierdoor een dwangsom had verbeurd en droeg hem op alsnog een besluit te nemen.
In het hoger beroep stelde de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij de beslistermijn had overschreden. De Afdeling oordeelde dat de rechtsvraag over het verlengen van de beslistermijn in de bestuurlijke fase al eerder was beantwoord in een andere uitspraak. De Afdeling kwam tot de conclusie dat de rechtbank onterecht had geoordeeld en dat het hoger beroep van de staatssecretaris kennelijk gegrond was.
De vreemdeling had voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld, maar de Afdeling oordeelde dat de vreemdeling geen grief had ingediend die betrekking had op de aangevallen uitspraak. Hierdoor was het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, wat betekende dat de staatssecretaris geen dwangsom hoefde te betalen. De zaak werd terugverwezen naar de rechtbank om te oordelen over het besluit dat de staatssecretaris op 14 september 2016 alsnog op de asielaanvraag had genomen.