201602148/1/V2.
Datum uitspraak: 14 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 maart 2016 in zaak nr. 16/3526 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 18 februari 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 21 maart 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.F. Wijngaarden, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1. De vreemdeling is afkomstig uit China en behoort tot de Eastern Lightning Group, een religieuze groepering die volgens haar door de Chinese autoriteiten is aangemerkt als een 'evil cult'. Zij heeft aan haar asielaanvraag, voor zover thans van belang, ten grondslag gelegd dat zij bij terugkeer in China reeds wegens het behoren tot die groepering te vrezen heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat de vreemdeling dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Hij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat evil cults de in het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake China van december 2012 (hierna: het ambtsbericht) genoemde niet-geregistreerde huiskerken zijn en dat niet eenieder die lid is van een huiskerk reeds wegens dat lidmaatschap in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. De staatssecretaris heeft hierbij verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:671. De rechtbank is de staatssecretaris in zijn standpunt gevolgd. In hoger beroep is aan de orde of het besluit zorgvuldig is voorbereid en deugdelijk is gemotiveerd. Grieven
2. In de grieven klaagt de vreemdeling onder meer dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, de staatssecretaris ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer in China reeds wegens het behoren tot de Eastern Lightning Group een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Volgens de vreemdeling heeft de rechtbank niet onderkend dat de staatssecretaris aan dit standpunt ten onrechte ten grondslag heeft gelegd dat evil cults niet-geregistreerde huiskerken zijn. Zowel in het ambtsbericht als in de uitspraak van 4 maart 2016 wordt een onderscheid gemaakt tussen huiskerken en evil cults. Daarnaast is de staatssecretaris ten onrechte niet ingegaan op de in voormelde uitspraak aangehaalde stukken, waarnaar zij ter zitting bij de rechtbank heeft verwezen, en de door haar bij de zienswijze overgelegde brief van VluchtelingenWerk Nederland van 16 februari 2016 met bijlagen, aldus de vreemdeling.
2.1. In het ambtsbericht staat, voor zover van belang:
"Niet-geregistreerde kerken
Sinds 1982 bestaat een verbod op niet-geregistreerde kerken. De mogelijkheid tot godsdienstbeoefening van niet-geregistreerde kerken is afhankelijk van de opstelling van de lokale autoriteiten en varieert per regio (in de provincies Jiangsu en Hunan bijvoorbeeld zijn de autoriteiten toleranter). Sommige kerkgemeenschappen kunnen openlijk in kerken bijeenkomen, andere kerkgemeenschappen veranderen continu van ontmoetingsplaats om ontdekking te voorkomen. Huiskerken worden soms gedoogd, als ze zich aan een aantal ongeschreven regels houden, vooral: niet te groot worden en geen buitenlanders toelaten. Ook een nederige houding tegenover de autoriteiten voorkomt soms problemen. Hoewel er meer ruimte lijkt te ontstaan in de Chinese samenleving voor religie, geldt dit niet voor niet-geregistreerde religies, met inbegrip van huiskerken." (bladzijde 34)
"Illegale sektes
In 1996 begon de Chinese overheid met het verbieden van groepen die zij aanduidde als evil cults. De leden van dergelijke groepen worden sindsdien vervolgd op basis van artikel 300 van de strafwet. Op grond van dit artikel kunnen sekteleden tot zeven jaar gevangenisstraf krijgen wegens het verstoren van de publieke orde of het uitdelen van publicaties.
[…]
Van de volgende religieuze bewegingen is bekend dat zij tot illegale sektes zijn verklaard: […] Eastern Lightning […]"(bladzijde 35)
2.2. De Afdeling heeft in de uitspraak van 4 maart 2016 onder 2.8 overwogen dat uit de in die zaak overgelegde stukken, waaronder het ambtsbericht, niet kan worden afgeleid dat eenieder die zich heeft aangesloten bij een huiskerk reeds wegens het lidmaatschap in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. De Afdeling heeft vervolgens overwogen dat in die stukken een onderscheid wordt gemaakt tussen huiskerken, waarop artikel 300 van het Chinese wetboek van Strafrecht geen betrekking heeft, enerzijds, en bij naam genoemde, door de Chinese autoriteiten als 'evil cult' aangemerkte, religieuze groeperingen, anderzijds.
2.3. De vreemdeling heeft gelet op hetgeen is weergegeven onder 2.1 en 2.2 terecht aangevoerd dat zowel in het ambtsbericht als in voormelde uitspraak, waarin dit ambtsbericht is betrokken, een onderscheid wordt gemaakt tussen huiskerken, waaronder niet-geregistreerde huiskerken, en evil cults (vergelijk de uitspraak de Afdeling van 15 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3007, onder 4.2). De staatssecretaris heeft aan zijn standpunt dan ook ten onrechte ten grondslag gelegd dat evil cults niet-geregistreerde huiskerken zijn en daarom de uitspraak van 4 maart 2016 ten onrechte van toepassing geacht. Daarnaast heeft hij ten onrechte niet beoordeeld of uit de onder 2. weergegeven stukken kan worden afgeleid dat de vreemdeling wegens het behoren tot de Eastern Lightning Group een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft de staatssecretaris het besluit dan ook onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. De grieven slagen reeds hierom.
3. Het hoger beroep is reeds hierom kennelijk gegrond. Hetgeen voor het overige in hoger beroep is aangevoerd, behoeft daarom geen bespreking. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, wordt het beroep gegrond verklaard en het besluit van 18 februari 2016 wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb vernietigd. Dit betekent dat de staatssecretaris met inachtneming van hetgeen onder 2.3 is overwogen opnieuw op de aanvraag van de vreemdeling moet beslissen. De staatssecretaris moet in dit besluit ook ingaan op het betoog van de vreemdeling in het nader stuk dat aan een andere vreemdeling, die tot de Eastern Lightning Group behoort, reeds om die reden een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend.
4. De staatssecretaris moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 maart 2016 in zaak nr. 16/3526;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 18 februari 2016, V-nummer […];
V. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.485,00 (zegge: veertienhonderdvijfentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Sanchit-Premchand, griffier.
w.g. Verheij w.g. Sanchit-Premchand
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2017
691.