201507661/1/V2.
Datum uitspraak: 4 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 29 september 2015 in zaak nr. 15/16801 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 11 september 2015 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 29 september 2015 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2016, waar de vreemdeling, bijgestaan door mr. B.A. Palm, advocaat te Utrecht, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.P. Guérain, werkzaam bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zijn verschenen.
Overwegingen
Aanleiding
1. De vreemdeling is afkomstig uit China en behoort tot een niet bij de Chinese overheid geregistreerde christelijke huiskerk (hierna: een huiskerk). Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in China wegens zijn geloofsovertuiging in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat en door zijn geloofsuitoefening bij terugkeer gevaar loopt. De staatssecretaris deelt dit standpunt niet en de rechtbank is hem hierin gevolgd. In dit hoger beroep gaat het om de vraag of de vreemdeling bij terugkeer in China wegens zijn geloofsovertuiging, dan wel de wijze waarop hij zijn geloof uitoefent, in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zal komen te staan.
1.1. Deze uitspraak heeft ook betekenis voor andere vreemdelingen uit China die aan hun asielaanvraag ten grondslag leggen dat zij bij terugkeer in China wegens het behoren tot een huiskerk in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zullen komen te staan. Daarom betrekt de Afdeling bij haar toetsing ook stukken waarop partijen pas na de aangevallen uitspraak een beroep hebben gedaan.
Grief
2. In de grief klaagt de vreemdeling onder meer dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer in China reeds wegens het enkel behoren tot een huiskerk, dan wel wegens de wijze waarop hij zijn geloof uitoefent, te vrezen heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM). Hij verwijst hierbij naar de rapporten 'Country Information and Guidance, China: Christians' van het UK Home Office van juni 2014 (hierna: het rapport van het UK Home Office) en '2014 Annual Report, Religious and Human Rights Persecution in China' van China Aid van april 2015 (hierna: het rapport van China Aid) en het artikel 'China: Draconian anti-terror law an assault on human rights' van Amnesty International van 4 maart 2015 (hierna: het artikel van Amnesty). Voorts betoogt hij dat de rechtbank heeft miskend dat de staatssecretaris ten onrechte van hem verlangt dat hij zich in China terughoudend opstelt bij de uitoefening van zijn geloofsovertuiging, en er ten onrechte aan voorbijgaat dat hij heeft verklaard dat hij in China heeft geëvangeliseerd en bij terugkeer weer zal evangeliseren.
Verhandelde ter zitting bij de Afdeling
2.1. De vreemdeling heeft ter zitting bij de Afdeling naar voren gebracht dat de veiligheidssituatie van christenen in China die behoren tot een huiskerk gelet op het recente rapport 'World Report 2016, Events of 2015' van Human Rights Watch van 27 januari 2016 (hierna: het rapport van Human Rights Watch) niet is verbeterd. In dat rapport staat dat de overheid veel religieuze groeperingen als 'evil cults' aanmerkt en recentelijk artikel 300 van het wetboek van Strafrecht heeft gewijzigd, waardoor ook leden van dergelijke religieuze groeperingen gestraft kunnen worden. Volgens de vreemdeling beschouwen de Chinese autoriteiten alle huiskerken als 'evil cults'. Ook heeft hij erop gewezen dat hij in Nederland heeft deelgenomen aan evangelisatieactiviteiten.
2.2. De staatssecretaris heeft ter zitting bij de Afdeling naar voren gebracht dat, hoewel uit algemene informatie, waaronder het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake China van december 2012 (hierna: het ambtsbericht van 2012), naar voren komt dat leden van huiskerken te maken kunnen krijgen met repressie van overheidszijde, hieruit niet kan worden opgemaakt dat eenieder die behoort tot een huiskerk reeds daarom in de negatieve belangstelling staat. De bejegening van leden van huiskerken verschilt per regio, en is afhankelijk van allerlei factoren. De staatssecretaris heeft daarbij benadrukt dat de autoriteiten in de herkomstprovincie van de vreemdeling, Jiangsu, gelet op het ambtsbericht van 2012 toleranter zijn. Uit de recente informatie kan niet worden afgeleid dat die situatie is veranderd. De staatssecretaris heeft bestreden dat alle huiskerken als 'evil cults' worden aangemerkt. Volgens hem worden slechts bepaalde religieuze groeperingen als 'evil cult' aangemerkt. Uit de overgelegde stukken, waarin een aantal bij naam genoemde religieuze groeperingen als 'evil cult' wordt aangemerkt, kan niet worden afgeleid dat de huiskerk waartoe de vreemdeling behoort, dan wel de Shiji-stroming die hij aanhangt, als een 'evil cult' is aangemerkt, aldus de staatssecretaris.
Informatie uit de overgelegde stukken
2.3. In het ambtsbericht van 2012 staat, voor zover van belang:
"De vrijheid van godsdienst en de vrijheid om niet te geloven zijn in de Chinese Grondwet opgenomen. […] Religieuze instellingen worden in China streng gecontroleerd, zijn verplicht zich te registreren en zijn aan strikte regels gebonden." (bladzijde 32)
"Sinds 1982 bestaat een verbod op niet-geregistreerde kerken. De mogelijkheid tot godsdienstbeoefening van niet-geregistreerde kerken is afhankelijk van de opstelling van de lokale autoriteiten en varieert per regio (in de provincies Jiangsu en Hunan bijvoorbeeld zijn de autoriteiten toleranter). Sommige kerkgemeenschappen kunnen openlijk in kerken bijeenkomen, andere kerkgemeenschappen veranderen continu van ontmoetingsplaats om ontdekking te voorkomen. Huiskerken worden soms gedoogd, als ze zich aan een aantal ongeschreven regels houden, vooral: niet te groot worden en geen buitenlanders toelaten. Ook een nederige houding tegenover de autoriteiten voorkomt soms problemen. Hoewel er meer ruimte lijkt te ontstaan in de Chinese samenleving voor religie, geldt dit niet voor niet-geregistreerde religies, met inbegrip van huiskerken." (bladzijde 34)
"In 1996 begon de Chinese overheid met het verbieden van groepen die zij aanduidde als evil cults. De leden van dergelijke groepen worden sindsdien vervolgd op basis van artikel 300 van de strafwet. Op grond van dit artikel kunnen sekteleden tot zeven jaar gevangenisstraf krijgen wegens het verstoren van de publieke orde of het uitdelen van publicaties."(bladzijde 35)
2.4. Het rapport van het UK Home Office vermeldt, voor zover thans van belang, het volgende:
"The Chinese constitution guarantees freedom of religion; however the Chinese authorities seek to control all aspects of religious worship. Restrictions on religious freedoms and activities are widespread, but there are widespread regional variations in severity. All religious groups are required to register with the authorities. The treatment faced by Christians in China will, to a large extent, depend on whether they belong to a registered or unregistered (often called ‘house’) church. […] In the country guidance case of QH (March 2014) the Upper Tribunal held that in general, the risk of persecution for Christians expressing and living their faith in China is very low, indeed statistically virtually negligible. The evidence does not support a finding that there is a consistent pattern of persecution, serious harm, or other breach of fundamental human rights for unregistered churches or their worshippers […]. The evidence is that in general, any adverse treatment of Christian communities by the Chinese authorities is confined to closing down church buildings where planning permission has not been obtained for use as a church, and/or preventing or interrupting unauthorised public worship or demonstrations […]. There may be a risk of persecution, serious harm, or ill-treatment engaging international protection for certain individual Christians who choose to worship in unregistered churches and who conduct themselves in such a way as to attract the local authorities’ attention to them or their political, social or cultural views […]. Exceptionally, certain dissident bishops or prominent individuals who challenge, or are perceived to challenge, public order and the operation of the Religious Affairs Regulations 2005 - which set out the conditions under which Christian churches and leaders may operate within China - may be at risk of persecution, serious harm, or ill-treatment engaging international protection, on a fact-specific basis […]." (bladzijde 5)
"The government emphasizes state control over religion and restricts the activities and personal freedom of religious adherents when these are perceived, even potentially, to threaten state or Chinese Communist Party (CCP) interests, including social stability. Local authorities often pressure unaffiliated religious believers to affiliate with patriotic associations and use a variety of means, including administrative detention, to punish members of unregistered religious or spiritual groups. In some parts of the country, however, local authorities have tacitly approved of or do not interfere with the activities of unregistered groups." (bladzijde 7)
"Only religious groups belonging to one of the five state-sanctioned "patriotic religious associations" (Buddhist, Taoist, Muslim, Roman Catholic and Protestant) are permitted to register with the government and legally hold worship services. […] Proselytising in public or unregistered places of worship is not permitted. Certain religious or spiritual groups are banned by law." (bladzijde 8)
"The Chinese government continues to restrict the religious activities of Protestants who worship in the government-approved church, and to harass, intimidate, detain, and arrest unregistered Protestants for religious activities protected by China’s constitution." (bladzijde 9)
"The government largely tolerates groups that meet in homes or in small groups, but continues to view with suspicion religious organisations with extensive foreign ties, whose memberships grow too quickly, whose leadership becomes too popular or organises across provincial lines, or whose religious activities allegedly disrupt ethnic or social "harmony"." (bladzijde 10)
2.5. Het rapport van China Aid vermeldt, voor zover van belang:
"In 2014, Christians and practitioners of other faiths in China experienced the harshest persecution seen in over a decade. […] The increase in government-sanctioned persecution against religious practitioners and human rights lawyers and advocates reflects the overall political transformation that is occurring within the Communist Party in China (CPC), namely an orchestrated effort to consolidate power and suppress dissent and any perceived threats to the Chinese government, including the growth of religion in China." (bladzijde 1)
"As the CPC officially endorses atheism, it is inherently hostile and resistant to all religion and, perhaps, especially Christianity. […] A conservative estimate suggests that the total number of Christians attending both Three-Self churches and house churches is approximately 70 million, which is growing. Dr. Yang Fenggang, a professor of religion and sociology at Purdue University, has estimated that by 2030, the number of Christians in China will exceed those in the United States, thus making China the largest Christian nation in the world." (bladzijde 2)
"In 2014, China Aid collected information on 572 cases of religious persecution across the country, which increased 300 percent from 2013. Of the 17,884 people who were persecuted for their religion, more than 1,592 were church leaders […]. The CPC sentenced 1,274 people […]. There were 71 severe abuse cases, including verbal, mental, and physical abuse and torture […]. In those severe abuse cases, 242 people were abused […]. Comparing the data in the above six categories—total number of religious persecution cases, total number of people persecuted for their religion, number of people detained, number of people sentenced, total number of severe abuse cases, and the number of individuals in severe abuse cases —the overall situation of persecution can be statistically represented as being 152.74 percent worse than in 2013, 250.85 percent worse than in 2012." (bladzijde 10)
2.6. In het artikel van Amnesty staat, voor zover van belang:
"The proposed new anti-terror law in China would be a targeted assault on freedom of religion […], Amnesty International warned. Despite recent revisions, the draft law has virtually no safeguards to prevent those who peacefully practice their religion or simply criticize government policies from being persecuted on broad charges related to "terrorism" or "extremism". […] Religious freedom comes under specific attack in the draft legislation. Anyone who provides venues for religious worship could potentially be criminalized and branded as "terrorists" or "extremists", even if the religious practices are completely peaceful."
2.7. In het rapport van Human Rights Watch staat op bladzijde 180, voor zover van belang:
"The government classifies many religious groups outside its control as "evil cults," such as Falungong, and membership alone can lead to criminal and extra-legal punishments. […] In August, the National People's Congress approved proposed changes to article 300 of the Criminal Law, which punished individuals for organizing and participating in cults. The potential penalty range has been lengthened to include life imprisonment."
Het behoren tot een huiskerk
2.8. Uit de hiervoor geciteerde stukken leidt de Afdeling af dat de vrijheid van godsdienst van leden van huiskerken in China door de Chinese autoriteiten wordt beperkt. Leden van dergelijke kerken mogen hun geloof niet in het openbaar uitoefenen, hun bijeenkomsten kunnen door de autoriteiten worden onderbroken en de gebouwen waar zij bijeenkomen kunnen worden gesloten. Voorts kunnen zij te maken krijgen met intimidatie, arrestatie en detentie. De Chinese autoriteiten treden de laatste jaren strenger op tegen leden van huiskerken.
Uit de stukken kan echter niet worden afgeleid dat eenieder die zich heeft aangesloten bij een huiskerk reeds wegens het enkele lidmaatschap in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. Uit de stukken volgt dat dit sterk afhankelijk is van de opstelling van lokale autoriteiten tegen die kerken, en daarmee van de vraag uit welke provincie iemand afkomstig is, en van de kenmerken van de desbetreffende huiskerk. Daarbij zijn van belang de leiding van het kerkgenootschap, de contacten van de kerk met het buitenland, de grootte van de geloofsgemeenschap en de wijze waarop leden van de desbetreffende huiskerk in het algemeen hun geloof uitoefenen. In de overgelegde stukken wordt voorts onderscheid gemaakt tussen huiskerken, waarop artikel 300 van het Chinese wetboek van Strafrecht geen betrekking heeft, enerzijds, en bij naam genoemde, door de Chinese autoriteiten als 'evil cult' aangemerkte, religieuze groeperingen, anderzijds. De vreemdeling heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij behoort tot één van die in de stukken bij naam genoemde religieuze groeperingen. Dat, zoals hij ter zitting bij de Afdeling heeft aangevoerd, alle huiskerken als 'evil cults' worden aangemerkt en dat alle leden van huiskerken daarom krachtens voormelde strafbepaling in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staan, heeft de vreemdeling evenmin aannemelijk gemaakt.
De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer in China reeds wegens het enkele behoren tot een huiskerk in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zal komen te staan.
Persoonlijke geloofsuitoefening
2.9. De rechtbank heeft de staatssecretaris terecht gevolgd in zijn standpunt dat uit de verklaringen van de vreemdeling niet blijkt dat hij in China of Nederland zijn geloof in het openbaar heeft uitgeoefend en dat evenmin is gebleken dat de vreemdeling de intentie heeft bij terugkeer in China zijn geloof op een andere wijze uit te oefenen dan vóór zijn vertrek. Uit zijn verklaringen kan, voor zover thans van belang, immers alleen worden afgeleid dat hij in China onder vrienden en familie, en dus in privésfeer heeft geëvangeliseerd, en bij een eventuele terugkeer niet meer met alle kracht zal evangeliseren, omdat hij het al vaak tevergeefs heeft geprobeerd bij vrienden en familie. Die intentie kan evenmin worden afgeleid uit hetgeen de vreemdeling overigens heeft aangevoerd. Hij heeft ter zitting bij de rechtbank weliswaar naar voren gebracht dat hij in het openbaar zal gaan evangeliseren, maar hij heeft dit niet toegelicht en gestaafd onder verwijzing naar - bijvoorbeeld - zijn eerdere verklaringen of zijn geloofsuitoefening in Nederland. Dat de vreemdeling, zoals hij ter zitting bij de Afdeling naar voren heeft gebracht, inmiddels in Nederland heeft deelgenomen aan evangelisatieactiviteiten, heeft hij evenmin nader toegelicht en gestaafd.
2.10. Anders dan de vreemdeling aanvoert, kan uit de aangevallen uitspraak niet worden afgeleid dat de rechtbank in navolging van de staatssecretaris van hem verlangt dat hij zich in China terughoudend opstelt bij zijn geloofsuitoefening. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat uit de verklaringen van de vreemdeling, en hetgeen hij voor het overige heeft aangevoerd, slechts kan worden afgeleid dat hij bij terugkeer in China op dezelfde wijze zijn geloof zal gaan uitoefenen als vóór zijn vertrek. De staatssecretaris heeft deze voorgenomen geloofsuitoefening bij terugkeer, overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2015 in zaak nr. 201502022/1/V2 en zonder van de vreemdeling te verlangen dat hij afziet van bedoelde geloofsuitingen, betrokken bij zijn beoordeling of de vreemdeling hierdoor in de negatieve belangstelling zal komen te staan, en de rechtbank heeft deze beoordeling getoetst.
2.11. Niet in geschil is dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vóór zijn vertrek uit China wegens zijn geloofsuitoefening, waaronder evangelisatie onder vrienden en familie, in de negatieve belangstelling van de autoriteiten is komen te staan. De vreemdeling heeft niet aangevoerd dat uit de overgelegde stukken kan worden afgeleid dat de autoriteiten na zijn vertrek anders zijn gaan optreden tegen bedoelde geloofsuitoefening, en heeft niet toegelicht waarom hij nu wel, anders dan vóór zijn vertrek, problemen zal ondervinden wegens zijn geloofsuitoefening. De rechtbank heeft de staatssecretaris dan ook terecht gevolgd in zijn standpunt, dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer in China wegens de wijze waarop hij zijn geloof uitoefent te vrezen heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
2.12. De grief faalt in zoverre.
3. Hetgeen de vreemdeling voor het overige in de grief aanvoert, over het niet beslissen op een beroepsgrond, kan evenmin tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 met dat oordeel volstaan.
Conclusie
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Van Loon
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2016
284/572-802.