ECLI:NL:RVS:2017:519

Raad van State

Datum uitspraak
27 februari 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
201608763/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake asielaanvraag en dwangsom

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 februari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 oktober 2016. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, omdat de staatssecretaris niet tijdig een besluit had genomen op de asielaanvraag van de vreemdeling. Hierdoor had de staatssecretaris een dwangsom verbeurd. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Afdeling heeft in haar uitspraak van 27 februari 2017 de rechtsvraag over het verlengen van de beslistermijn in de bestuurlijke fase behandeld. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 8 december 2016, waarin deze kwestie al was behandeld. De Afdeling concludeert dat het hoger beroep kennelijk gegrond is en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.

De vreemdeling heeft in zijn schriftelijke uiteenzetting geen gronden aangevoerd die zich richten tegen de uitspraak van de rechtbank, maar heeft enkel gereageerd op de grieven van de staatssecretaris. Dit betekent dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de Afdeling is openbaar uitgesproken op 27 februari 2017.

Uitspraak

201608763/1/V2.
Datum uitspraak: 27 februari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 oktober 2016 in zaak nr. 16/15752 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij uitspraak van 24 oktober 2016 heeft de rechtbank het door de vreemdeling ingestelde beroep tegen het niet tijdig door de staatssecretaris nemen van een besluit op zijn asielaanvraag gegrond verklaard en vastgesteld dat de staatssecretaris als gevolg daarvan een dwangsom heeft verbeurd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het hoger beroep van de staatssecretaris
1. De in het hogerberoepschrift opgeworpen rechtsvraag over het verlengen van de beslistermijn in de bestuurlijke fase en de kennisgeving daarvan heeft de Afdeling bij uitspraak van 8 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3232, beantwoord. Die overwegingen zijn ook in deze zaak van toepassing. Hieruit volgt dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak om dezelfde reden als in voormelde uitspraak in 7. is genoemd naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist.
Geen incidenteel hoger beroep
2. In de schriftelijke uiteenzetting voert de vreemdeling geen gronden aan die zich richten tegen de rechtbankuitspraak, waarbij hij volledig in het gelijk is gesteld, maar wordt uitsluitend gereageerd op de door de staatssecretaris ingediende grieven. Dit stuk is dus geen incidenteel hoger beroepschrift in de zin van artikel 8:110, eerste lid, van de Awb (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2454).
Proceskosten
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 oktober 2016 in zaak nr. 16/15752;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Prins
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2017
363-832.