201701055/2/V2.
Datum uitspraak: 20 februari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 27 januari 2017 in zaak nr. NL16.4037 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 27 december 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen, hem opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 27 januari 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven, met uitzondering van het onthouden van een vertrektermijn en het uitgevaardigde inreisverbod.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1. De staatssecretaris heeft, voor zover hier van belang, bij ministeriële regeling van 11 oktober 2016, nummer 750970, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (hierna: VV 2000; Stcrt. 2016, 55444), Georgië aangemerkt als veilig land van herkomst in de zin van artikel 3.37f, derde lid, van het VV 2000. De rechtbank heeft deze regeling onverbindend verklaard, voor zover de staatssecretaris daarin Georgië als veilig land van herkomst heeft aangemerkt.
2. Het verzoek van de staatssecretaris komt erop neer dat hij de voorzieningenrechter verzoekt om de aangevallen uitspraak bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen, voor zover daarin voormelde ministeriële regeling met betrekking tot Georgië onverbindend is verklaard.
Gelet op hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd, valt niet uit te sluiten dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven. Gelet hierop en nu de schriftelijke uiteenzetting van de vreemdeling geen blijk geeft van bijzondere belangen die er thans toe nopen dat schorsing van de aangevallen uitspraak achterwege moet blijven, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
3. Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 27 januari 2017 in zaak nr. NL16.4037, voor zover daarin de ministeriële regeling van 11 oktober 2016, nummer 750970, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000, met betrekking tot Georgië onverbindend is verklaard.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Yildiz
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2017
594.