ECLI:NL:RVS:2017:449

Raad van State

Datum uitspraak
17 februari 2017
Publicatiedatum
20 februari 2017
Zaaknummer
201701344/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting van vreemdeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 februari 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 29 januari 2017 was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 13 februari 2017 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn voorgenomen uitzetting op 18 februari 2017 te voorkomen.

De voorzieningenrechter overweegt dat de noodzakelijke stukken voor de beoordeling van de ingediende grieven nog niet zijn ontvangen en dat de termijn voor hoger beroep nog niet is verstreken. Daarom wordt er aanleiding gezien om de voorgenomen uitzetting bij wijze van ordemaatregel te schorsen. De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de proceskosten van de vreemdeling dient te vergoeden, tot een bedrag van € 495,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is openbaar gedaan op 17 februari 2017, waarbij de voorzieningenrechter mr. M.G.J. Parkins-de Vin en griffier mr. O. van Loon aanwezig waren. De beslissing houdt in dat de voorgenomen uitzetting van de vreemdeling op 18 februari 2017 achterwege blijft totdat de stukken zijn ontvangen en de termijn voor hoger beroep is verstreken.

Uitspraak

201701344/2/V2.
Datum uitspraak: 17 februari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 13 februari 2017 in zaak nr. NL17.461 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 29 januari 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 13 februari 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zijn voorgenomen uitzetting op 18 februari 2017 om 13:20 uur achterwege blijft. Nu de voor de beoordeling van de ingediende grieven noodzakelijke stukken nog niet zijn ontvangen, ziet de voorzieningenrechter, mede gelet op de omstandigheid dat de hogerberoepstermijn nog niet is verstreken, aanleiding om bij wijze van ordemaatregel de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. Nadat de stukken zijn ontvangen en vorenbedoelde termijn is verstreken, zal de voorzieningenrechter beoordelen of daarin grond is gelegen ambtshalve tot wijziging van de getroffen voorlopige voorziening over te gaan.
2. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de voorgenomen uitzetting op 18 februari 2017 achterwege blijft;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Van Loon
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2017
802.