ECLI:NL:RBDHA:2017:1230

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2017
Publicatiedatum
13 februari 2017
Zaaknummer
NL17.461
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van niet-geloofwaardige homoseksuele geaardheid en medische klachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2017 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, een Nigeriaanse man, had een opvolgende asielaanvraag ingediend op basis van zijn homoseksuele geaardheid en de vrees voor problemen bij terugkeer naar Nigeria. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij hij stelde dat de homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig was. Eiser had eerder een aanvraag ingediend voor een EU-verblijfsdocument, waarin hij een relatie met een vrouw had verklaard, wat door de staatssecretaris als een schijnrelatie werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de verklaringen van eiser over zijn homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig waren, mede gezien de eerdere verklaringen over zijn relatie met een vrouw.

Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat zijn medische toestand, namelijk de ziekte van Parkinson, niet voldoende was onderzocht door de staatssecretaris. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris geen aanleiding had om nader medisch onderzoek te verrichten, aangezien eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn medische klachten van dien aard waren dat terugkeer naar Nigeria zou leiden tot ernstige schade. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen redenen waren om de staatssecretaris te veroordelen in de kosten van de procedure. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL17.461
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 13 februari 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser,

gemachtigde mr. drs. J.M. Walls,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde mr. J.H.M. Post.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 29 januari 2017 waarbij de asielaanvraag van eiser is afgewezen en een inreisverbod is opgelegd voor de duur van twee jaren (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 9 februari 2017. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig P. Oronsaie, tolk in het Pidgin-Engels. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Nigeriaanse nationaliteit. Op 27 december 2016 heeft eiser een opvolgende aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hij heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat hij vanwege zijn homoseksuele geaardheid problemen verwacht bij terugkeer naar zijn land van herkomst. Verder heeft hij gewezen op zijn leeftijd en zijn gebrekkige gezondheid (de ziekte van Parkinson).
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, op grond van artikel 31, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, e, f, g en h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder acht – anders dan bij de eerdere asielaanvraag van eiser – de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig. Eiser heeft in 2012 een aanvraag ingediend om afgifte van een EU-verblijfsdocument wegens een relatie met een vrouw. Uit de stukken is gebleken dat zij beiden hebben verklaard al meer dan een jaar een relatie te hebben, wat door getuigen is bevestigd. Deze informatie, alsmede werkinstructie (WI) 2015/9 over de beoordeling van geloofwaardigheid van seksuele gerichtheid, heeft geleid tot voortschrijdend inzicht. Verweerder heeft daarom nader onderzoek gedaan. Op basis van dat onderzoek concludeert verweerder dat eiser geen geloofwaardige verklaringen heeft afgelegd over zijn homoseksuele gerichtheid. Verweerder acht de medische toestand van eiser niet van dien aard, dat uitzetting van eiser om die reden leidt tot ernstige schade.
3. Eiser heeft in beroep betoogd dat de homoseksuele gerichtheid van eiser eerder in rechte is komen vast te staan en dat de verklaringen in het kader van de aanvraag van een EU-verblijfsdocument geen aanleiding kunnen zijn voor heronderzoek. Verweerder heeft immers de gestelde relatie met een vrouw in die procedure als een schijnrelatie aangemerkt. Dat eiser wisselende verklaringen heeft afgelegd over zijn relaties, doet aan de geloofwaardigheid van zijn homoseksuele geaardheid niet af. Ook WI 2015/9 kan geen aanleiding zijn voor heronderzoek, nu verweerder ook voor de bekendmaking daarvan al een vaste gedragslijn hanteerde voor de beoordeling van seksuele gerichtheid. Wat betreft zijn medische toestand heeft eiser aangevoerd dat verweerder nader onderzoek had moeten verrichten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Gelet op de beroepsgronden dient allereerst te worden beoordeeld of verweerder terug mocht komen op zijn eerdere standpunt dat eisers gestelde homoseksuele geaardheid geloofwaardig is.
5. Eiser heeft op 16 mei 2010 een eerdere asielaanvraag ingediend. De afwijzing daarvan, bij besluit van verweerder van 10 november 2010, is in rechte komen vast te staan. Verweerder heeft bij dat besluit weliswaar aannemelijk geacht dat eiser homoseksueel is, maar daaraan niet de gevolgtrekking verbonden dat terugkeer naar het land van herkomst leidt tot vervolging, dan wel een reëel risico op ernstige schade.
6. Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat verweerder niet mocht terugkomen op zijn eerdere standpunt. Na de afwijzing van zijn asielaanvraag heeft eiser immers in het kader van de aanvraag van een EU-verblijfsdocument verklaringen afgelegd over zijn relatie met een vrouw. Reeds daarom mocht dat voor verweerder aanleiding zijn om grondig nader onderzoek - volgens de gedragslijn neergelegd in WI 2015/9 - te verrichten in het kader van eisers opvolgende asielaanvraag, nu eiser wederom zijn homoseksuele geaardheid als asielmotief heeft genoemd. Overwogen wordt dat de afwijzing van eisers eerdere asielaanvraag in rechte is komen vast te staan, maar dat dit niet afdoet aan de mogelijkheid om op een eerder standpunt terug te komen als daarvoor aanleiding is. De beroepsgrond treft geen doel.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser geen beroepsgronden heeft gericht tegen de inhoudelijke beoordeling die verweerder heeft gemaakt van eisers gestelde homoseksuele gerichtheid. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag, voor zover deze is gebaseerd op de problemen die eiser vreest vanwege zijn seksuele gerichtheid, terecht heeft afgewezen.
8. Vervolgens moet worden beoordeeld of verweerder nader had moeten onderzoeken of de medische klachten van eiser van dien aard zijn, dat terugkeer naar Nigeria om die reden leidt tot een reëel risico op ernstige schade.
9. Eiser heeft een slecht leesbare medische verklaring in het geding gebracht. Ter zitting bleek dat het een stuk is dat dateert van 2014, afkomstig van een neuroloog, waarin wordt bevestigd dat eiser de ziekte van Parkinson heeft en dat hij daarvoor een medicijn krijgt. Verder staat daarin dat zijn toestand is verbeterd. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij dit medicijn nog steeds gebruikt en dat hij daarmee goed kan functioneren.
10. Gelet op deze informatie heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een ziekte in een vergevorderd en levensbedreigend stadium. Verweerder heeft in de voorhanden zijnde informatie terecht geen aanleiding gezien voor een nader medisch onderzoek. Ook deze beroepsgrond faalt. Verweerder heeft terecht in de medische toestand van eiser geen reden gezien voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
11. Eiser heeft geen beroepsgronden aangevoerd tegen de kennelijk ongegrondverklaring van zijn asielaanvraag, noch tegen het opgelegde inreisverbod.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Van omstandigheden op grond waarvan één der partijen moet worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen een week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.