ECLI:NL:RVS:2017:3618
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak hebben vreemdelingen een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, hangende hun hoger beroep tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 31 maart 2017 de aanvragen afgewezen, waarna de vreemdelingen in beroep gingen bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank verklaarde de beroepen op 16 november 2017 ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep van de vreemdelingen.
De vreemdelingen verzochten de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist. Tevens vroegen zij om opvang en verstrekkingen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers gedurende deze periode. De voorzieningenrechter heeft het verzoek in het licht van eerdere uitspraken en de omstandigheden van de zaak voor toewijzing in aanmerking laten komen.
De voorzieningenrechter heeft beslist dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 495,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 december 2017.