ECLI:NL:RVS:2017:3306

Raad van State

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
6 december 2017
Zaaknummer
201700674/2/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing ontheffing inrijverbod Domplein door college van burgemeester en wethouders van Utrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 30 november 2016, waarin de aanvraag van [appellant] voor een ontheffing van het inrijverbod voor het Domplein en omliggende straten werd afgewezen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder, bij tussenuitspraak van 11 oktober 2017, het college opgedragen om binnen twee weken een ontheffing te verlenen aan [appellant] en een afschrift van dit besluit aan de Afdeling toe te zenden. Op 24 oktober 2017 heeft het college gevolg gegeven aan deze opdracht en een ontheffing verleend voor het voertuig van [appellant] voor het laden en lossen van goederen.

De Afdeling heeft in haar uitspraak van 6 december 2017 geoordeeld dat het hoger beroep gegrond is. De eerdere uitspraak van de rechtbank is vernietigd, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht van 7 juli 2016, waarin de aanvraag van [appellant] werd afgewezen, is eveneens vernietigd. De Afdeling heeft vastgesteld dat het college met het besluit van 24 oktober 2017 volledig tegemoet is gekomen aan de wensen van [appellant].

De Afdeling heeft geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten vastgesteld en heeft het college gelast om het door [appellant] betaalde griffierecht van € 418,00 te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 december 2017.

Uitspraak

201700674/2/A2.
Datum uitspraak: 6 december 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Utrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 30 november 2016 in zaak nr. 16/3766 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 11 oktober 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2732) heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen twee weken na de verzending van de tussenuitspraak aan [appellant] een ontheffing van het inrijverbod voor het Domplein en de omliggende straten voor het voertuig met kenteken […] te verlenen en de Afdeling een afschrift van dit besluit toe te zenden.
Bij besluit van 24 oktober 2017 heeft het college ter uitvoering van de tussenuitspraak aan [appellant] een ontheffing van het inrijverbod voor het Domplein en de omliggende straten voor het voertuig met kenteken […] voor het bereiken van zijn woning voor het laden van lossen van goederen verleend.
Bij brieven van 1 november 2017 en 6 november 2017 heeft [appellant] zijn zienswijze naar voren gebracht.
Bij brief van 7 november 2017 heeft de Afdeling partijen te kennen gegeven dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft zij het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Bij besluit van 21 maart 2016, gehandhaafd bij het besluit van 7 juli 2016, heeft het college de aanvraag van [appellant] om een ontheffing van het inrijverbod voor het Domplein en de omliggende straten voor het voertuig met kenteken […], afgewezen.
2.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat uit de door het college bij brief van 5 september 2017 gedane toezegging en de daarbij vermelde motivering volgt dat het college zich thans op een ander standpunt stelt dan in het bestreden besluit is ingenomen. De afwijzing van de ontheffingsaanvraag in het besluit van 7 juli 2016 is daarmee in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
3.    Uit de tussenuitspraak volgt dat het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank van 30 november 2016 gegrond is. Deze uitspraak zal worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door [appellant] tegen het besluit van 7 juli 2016 ingestelde beroep gegrond verklaren en dat besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) vernietigen.
4.    Bij besluit van 24 oktober 2017 heeft het college, gevolg gevend aan de tussenuitspraak, aan [appellant] een ontheffing van het inrijverbod voor het Domplein en de omliggende straten voor het voertuig met kenteken […] verleend voor het bereiken van zijn woning voor het laden van lossen van goederen.
5.    De Afdeling stelt vast dat het besluit van 24 oktober 2017 geheel tegemoetkomt aan het beroep, nu [appellant] in zijn beroepschrift stelt dat hij een dergelijke ontheffing wenst. [appellant] heeft derhalve geen belang bij beoordeling van het besluit van 24 oktober 2017, zodat daartegen geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb is ontstaan waarop nog dient te worden beslist. Dat [appellant], zoals hij in zijn brief van 6 november 2017 stelt, de bij de ontheffing behorende kaart niet heeft ontvangen, maakt niet dat het college niet aan het beroep is tegemoetgekomen, omdat het ontbreken daarvan onverlet laat dat de ontheffing is verleend. [appellant] kan zich voor het verkrijgen van de bij de ontheffing behorende kaart tot de gemeente wenden.
6.    Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 30 november 2016 in zaak nr. 16/3766;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht van 7 juli 2016, kenmerk J16.615403;
V.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Utrecht aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 418,00 (zegge: vierhonderdachttien euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Jurgens    w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2017
85-809.