ECLI:NL:RVS:2017:2732

Raad van State

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
11 oktober 2017
Zaaknummer
201700674/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over ontheffing inrijverbod Domplein door college van burgemeester en wethouders van Utrecht

In deze tussenuitspraak van de Raad van State, gedateerd 11 oktober 2017, wordt het hoger beroep van [appellant] behandeld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 30 november 2016. De zaak betreft de aanvraag van [appellant] om een ontheffing van het inrijverbod voor het Domplein en de omliggende straten, die door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht bij besluit van 21 maart 2016 was afgewezen. Het college handhaafde deze afwijzing bij een besluit van 7 juli 2016, waarop [appellant] beroep aantekende. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna [appellant] hoger beroep instelde.

De Raad van State overweegt dat het college in een brief van 5 september 2017 heeft aangegeven dat het alsnog bereid is om een ontheffing te verlenen, omdat het college in het verkeerscirculatieplan heeft toegezegd aanwonenden van het Domplein een ontheffing te zullen verlenen. De Raad concludeert dat de eerdere afwijzing van de ontheffingsaanvraag in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Raad draagt het college op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak aan [appellant] een ontheffing van het inrijverbod te verlenen en een afschrift van dit besluit aan de Raad van State te zenden. In de einduitspraak zal verder worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

201700674/1/A2.
Datum uitspraak: 11 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Utrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 30 november 2016 in zaak nr. 16/3766 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 21 maart 2016 heeft het college de aanvraag van [appellant] om een ontheffing van het inrijverbod voor het Domplein en de omliggende straten voor het voertuig met kenteken [..-..-..], afgewezen.
Bij besluit van 7 juli 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 30 november 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
Het college heeft bij brief van 5 september 2017 desgevraagd hierop gereageerd en toestemming verleend voor het achterwege laten van een zitting.
[appellant] heeft bij brief van 13 september 2017 toestemming verleend voor het achterwege laten van een zitting.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2.    Het Domplein en de omliggende straten zijn aangewezen als gesloten gebied. Bij formulier van 22 december 2015 heeft [appellant] een ontheffing van het inrijverbod voor het Domplein aangevraagd. [appellant] woont aan het Domplein en hij wil een ontheffing voor het laden en lossen van goederen.
Het college heeft die aanvraag aanvankelijk bij het besluit van 21 maart 2016, gehandhaafd bij het besluit van 7 juli 2016, afgewezen. In reactie op het verkeerscirculatieplan Zuidelijke Oude Stad van 30 januari 1996 en een e-mail van 11 juli 2017, die door [appellant] als nadere stukken zijn overgelegd, heeft het college bij brief van 5 september 2017 kenbaar gemaakt dat hij alsnog een ontheffing aan [appellant] zal verlenen. Dit omdat hij in het verkeerscirculatieplan heeft toegezegd aanwonenden van het Domplein een ontheffing te zullen verlenen. In die brief heeft het college eveneens vermeld dat hij ernaar streeft hierover in november 2017 een besluit te nemen.
3.    Uit de door het college bij de brief van 5 september 2017 gedane toezegging en de daarbij vermelde motivering volgt dat het college zich thans op een ander standpunt stelt dat in het bestreden besluit is ingenomen. De afwijzing van de ontheffingsaanvraag in het besluit van 7 juli 2016 is daarmee in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
4.    De conclusie is dat het besluit van 7 juli 2016 is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling het college opdragen om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak aan [appellant] een ontheffing van het inrijverbod voor het Domplein en de omliggende straten voor het voertuig met kenteken [..-..-..] te verlenen. Het college dient de Afdeling een afschrift van dit besluit toe te zenden.
5.    In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt het college van burgemeester en wethouders van Utrecht op om binnen twee weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
- aan [appellant] een ontheffing van het inrijverbod voor het Domplein en de omliggende straten voor het voertuig met kenteken [..-..-..] te verlenen
- de Afdeling een afschrift van dit besluit toe te zenden.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2017
85-809.