ECLI:NL:RVS:2017:3289
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag duurzaam verblijfsrecht burger van de Unie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 24 mei 2017. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 8 juni 2016 vernietigd, waarbij de aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document dat zijn duurzaam verblijfsrecht als burger van de Unie aantoont, was afgewezen. De staatssecretaris had het bezwaar van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard in een besluit van 15 september 2016.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 29 november 2017 geoordeeld dat de grieven van de staatssecretaris slagen. De rechtbank had de zaak onterecht gegrond verklaard, en de Afdeling heeft het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 15 september 2016 alsnog ongegrond verklaard. Dit betekent dat de staatssecretaris in zijn besluit om de aanvraag van de vreemdeling af te wijzen, in zijn recht stond. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak in die zin heroverwogen.
De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wat inhoudt dat de Afdeling zonder verdere zitting tot een beslissing is gekomen. De proceskosten zijn niet toegewezen, omdat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling is.