ECLI:NL:RVS:2017:3231

Raad van State

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
23 november 2017
Zaaknummer
201708221/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 november 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De vreemdeling had op 8 september 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk was verklaard. Tevens was het verzoek van de vreemdeling om een inreisverbod op te heffen afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 9 oktober 2017 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

De vreemdeling vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en dat hij opvang en verstrekkingen zou ontvangen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De voorzieningenrechter overwoog dat de staatssecretaris had aangegeven de vreemdeling niet naar zijn land van herkomst te zullen uitzetten, waardoor er geen 'arguable claim' aanwezig was. Daarnaast waren er geen andere omstandigheden die aanleiding gaven om de gevraagde voorziening toe te wijzen. Daarom werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.

De voorzieningenrechter besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en wees het verzoek af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 november 2017.

Uitspraak

201708221/2/V2.
Datum uitspraak: 22 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 9 oktober 2017 in zaak nr. NL17.8786 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Veiligheid en Justitie (thans: de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid).
Procesverloop
Bij besluit van 8 september 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek van de vreemdeling om een tegen hem uitgevaardigd inreisverbod op te heffen, afgewezen.
Bij uitspraak van 9 oktober 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hem gedurende die periode opvang en verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden geboden.
2.    Niet in geschil is dat de staatssecretaris de vreemdeling niet naar zijn land van herkomst zal uitzetten. Gelet daarop is er geen 'arguable claim' als bedoeld in de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 20 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3350. Nu ook anderszins niet is gebleken van omstandigheden die er voorshands toe nopen de gevraagde voorziening toe te wijzen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding een voorziening, als verzocht, te treffen.
3.    Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Duyster, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Duyster
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2017
664.