ECLI:NL:RVS:2017:3230

Raad van State

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
23 november 2017
Zaaknummer
201708667/1/V3 en 201708667/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring hoger beroep

Op 22 november 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 september 2017 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. Hiertegen had de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 24 oktober 2017 het beroep niet-ontvankelijk verklaarde. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht tevens om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overwoog dat de staatssecretaris geen belang had bij het hoger beroep, omdat niet duidelijk was hoe hij in een gunstiger positie zou kunnen komen. De mogelijkheid dat de beoordeling van het hoger beroep invloed zou kunnen hebben op toekomstige gevallen was onvoldoende om een processueel belang aan te nemen. Daarom werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Gelet op deze beslissing werd het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Ook was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201708667/1/V3 en 201708667/2/V3.
Datum uitspraak: 22 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000, op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 24 oktober 2017 in zaak nr. NL17.9768 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van [de vreemdeling] om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 24 oktober 2017 heeft de rechtbank het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[wederpartij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De staatssecretaris heeft geen belang bij het door hem ingestelde hoger beroep, nu niet valt in te zien dat hij daardoor in een gunstiger positie zou kunnen geraken. Dat een beoordeling van het hoger beroep mogelijk invloed heeft op toekomstige gevallen is onvoldoende om processueel belang bij de beoordeling van het hoger beroep aan te nemen.
2.    Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
3.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Nienhuis
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2017
466.