201702687/1/A3.
Datum uitspraak: 8 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Personal Car Lease BV, gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 13 februari 2017 in zaak nr. 16-337 in het geding tussen:
Personal Car Lease
en
de officier van justitie.
Procesverloop
Bij beschikking van 9 mei 2016 heeft het Centraal Justitieel Incassobureau een boete van € 53,00 aan Personal Car Lease opgelegd.
Bij besluit van 27 juli 2016 heeft de officier van justitie het door Personal Car Lease daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 februari 2017 heeft de kantonrechter het door Personal Car Lease daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Personal Car Lease hoger beroep bij de Afdeling ingesteld.
Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Overwegingen
Inleiding
1. Personal Car Lease heeft een boetebeschikking met CJIB-nummer [CJIB-nummer] ontvangen. Hierin is aan haar een boete van € 53,00 opgelegd voor een snelheidsovertreding die [persoon] op 26 april 2016 met haar auto heeft gemaakt. Personal Car Lease heeft administratief beroep tegen de boetebeschikking ingesteld bij de officier van justitie. Hij heeft het administratief beroep bij besluit van 27 juli 2016 ongegrond verklaard.
1.1. Personal Car Lease heeft bij brief van 29 juli 2016 beroep tegen dit besluit ingesteld bij de kantonrechter. Zij heeft dit beroep overeenkomstig artikel 9, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) ingediend bij de officier van justitie. Daarbij heeft zij de officier van justitie verzocht om op grond van artikel 11, eerste en tweede lid, van de Wahv in samenhang bezien met artikel 6:19, eerste lid, van de Awb geheel of gedeeltelijk aan het beroep tegemoet te komen. Bij brief van 11 september 2016 heeft Personal Car Lease de officier van justitie in gebreke gesteld. Bij brief van 9 januari 2017 heeft Personal Car Lease haar beroepschrift aangevuld en de kantonrechter verzocht om vaststelling van een dwangsom.
1.2. De kantonrechter heeft het beroep van Personal Car Lease bij zijn uitspraak van 13 februari 2017 ongegrond verklaard. Daartoe heeft hij overwogen dat vast is komen te staan dat Personal Car Lease de snelheidsovertreding heeft begaan en dat hij geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de bevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar om een sanctie voor deze overtreding op te leggen. Ten aanzien van de verzochte dwangsom heeft de kantonrechter overwogen dat de Wahv niet voorziet in de door Personal Car Lease gevraagde heroverweging en dat hij daarom geen reden ziet om aan haar een dwangsom toe te kennen.
Hoger beroep
2. Personal Car Lease kan zich niet verenigen met het oordeel van de kantonrechter over de verzochte dwangsom. Zij heeft hoger beroep tegen dit oordeel bij de Afdeling ingesteld, omdat de Afdeling volgens haar bevoegd is om van het geschil over de dwangsom kennis te nemen. Zij wijst in dit verband op het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 april 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:2333. Uit deze uitspraak volgt dat het gerechtshof alleen kennis kan nemen van een dwangsomgeschil als de opgelegde verkeersboete meer bedraagt dan € 70,00. Personal Car Lease betoogt dat zij gelet op dit arrest en nu de aan haar opgelegde boete € 53,00 bedraagt, geen hoger beroep tegen het oordeel van de kantonrechter over de dwangsom bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kan instellen. Gelet hierop is volgens haar de Afdeling als algemeen bestuursrechter bevoegd. Tevens is van belang, zo betoogt Personal Car Lease, dat de bestuursrechter op grond van artikel 4:19, tweede lid, van de Awb de beslissing op het hoger beroep inzake de beschikking tot vaststelling van een dwangsom naar een ander orgaan kan verwijzen, indien behandeling door dit orgaan gewenst is. Voor zover de Afdeling tot het oordeel komt dat de wetgever heeft beoogd de beroepsmogelijkheid inzake de beschikking tot vaststelling van een dwangsom te beperken, betoogt Personal Car Lease dat deze beperking slechts geldt tot een bedrag van € 70,00. Nu het in de voorliggende zaak om een dwangsom van € 310,00 gaat, is deze beperking niet aan de orde, aldus Personal Car Lease. Oordeel van de Afdeling
3. In artikel 9, eerste lid, van de Wahv, dat is opgenomen in hoofdstuk V over beroep bij de kantonrechter van de rechtbank, is bepaald dat hoofdstuk 8 van de Awb niet van toepassing is. De uitspraak van de kantonrechter van 13 februari 2017 kan gelet hierop niet worden aangemerkt als een uitspraak in de zin van artikel 8:66, eerste lid, of artikel 8:67, eerste lid, van de Awb, waartegen ingevolge artikel 8:104, eerste lid, van de Awb hoger beroep kan worden ingesteld. Gelet hierop is de Afdeling onbevoegd om van het hoger beroep van Personal Car Lease kennis te nemen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5. Redelijke toepassing van artikel 8:114, tweede lid, van de Awb brengt met zich dat de griffier van de Raad van State aan Personal Car Lease het door haar betaalde griffierecht voor het hoger beroep terugbetaalt.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen;
II. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan Personal Car Lease BV het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, griffier.
w.g. Borman w.g. Binnema
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2017
589.