ECLI:NL:RVS:2017:2866

Raad van State

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
25 oktober 2017
Zaaknummer
201701071/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering kinderopvangtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen na vaststelling van voorschotten

In deze zaak heeft de Raad van State op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen. De zaak betreft een appellante die in 2013 voorschotten kinderopvangtoeslag heeft ontvangen voor de opvang van haar dochter. De Belastingdienst/Toeslagen heeft deze voorschotten deels teruggevorderd, omdat de appellante minder uren opvang heeft afgenomen dan waarvoor de voorschotten zijn verleend. De appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, maar de Belastingdienst heeft haar bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft in een eerdere uitspraak op 20 december 2016 het beroep van de appellante tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard.

De appellante betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de terugvordering onterecht is, omdat zij de toeslag niet zelf heeft ontvangen, maar deze is betaald aan de kinderopvanginstelling. Daarnaast stelt zij dat zij door de gemeente Zoetermeer verplicht was om te gaan werken, waardoor zij haar kind moest laten opvangen. De Raad van State overweegt dat volgens artikel 26 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd is, ongeacht de omstandigheden waaronder de voorschotten zijn ontvangen. De Raad bevestigt dat de appellante, als aanvrager van de kinderopvangtoeslag, gehouden is de ten onrechte uitbetaalde voorschotten terug te betalen aan de Belastingdienst/Toeslagen.

De Raad van State concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de teveel ontvangen voorschotten kinderopvangtoeslag over 2013 van de appellante heeft teruggevorderd. Het hoger beroep van de appellante wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201701071/1/A2.
Datum uitspraak: 25 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 december 2016 in zaak nr. 16/6598 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 12 februari 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van [appellante] over het jaar 2013 definitief vastgesteld op € 1.736,00 en € 1.443,00 aan teveel ontvangen voorschotten van haar teruggevorderd.
Bij besluit van 5 juli 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 20 december 2016 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1.    [appellante] heeft over het jaar 2013 voorschotten kinderopvangtoeslag ontvangen voor de opvang van haar dochter. De Belastingdienst/Toeslagen heeft deze voorschotten deels van [appellante] teruggevorderd, omdat zij minder uren opvang heeft afgenomen dan waarvoor de voorschotten zijn verleend.
2.    [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de Belastingdienst/Toeslagen de teveel ontvangen voorschotten kinderopvangtoeslag ten onrechte van haar terugvordert, nu zij de toeslag niet zelf heeft ontvangen maar deze is betaald aan de kinderopvanginstelling. Bovendien was zij door de gemeente Zoetermeer verplicht om te gaan werken, waardoor zij haar kind moest laten opvangen. Niet meewerken zou resulteren in het verlies van haar uitkering, aldus [appellante].
3.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 5 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1785) is in artikel 26 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) dwingend voorgeschreven dat, indien een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming leidt tot een terug te vorderen bedrag, zoals in dit geval, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel is verschuldigd. In de Awir is geen bepaling opgenomen op grond waarvan de Belastingdienst/Toeslagen van terugvordering kan afzien of van een ander dan de belanghebbende kan terugvorderen. Nu [appellante] als aanvrager van de kinderopvangtoeslag de belanghebbende als bedoeld in voormelde bepaling is, is zij - ook al was zij genoodzaakt haar kind op te laten vangen, omdat de gemeente haar heeft verplicht om te gaan werken - gehouden de ten onrechte uitbetaalde voorschotten over 2013 aan de Belastingdienst/Toeslagen terug te betalen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de teveel ontvangen voorschotten kinderopvangtoeslag over 2013 terecht van [appellante] heeft teruggevorderd.
Het betoog faalt.
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Van Altena    w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2017
480-834.