201608980/1/A2.
Datum uitspraak: 5 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 17 augustus 2016 in zaak nr. 15/4630 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag over 2013 voor [appellant] definitief vastgesteld op € 13.873,00 en een bedrag van € 3.178,00 aan teveel betaalde voorschotten van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 7 oktober 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 augustus 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2017, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigden], en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] heeft drie kinderen. Zijn twee oudste kinderen gingen in 2013 naar de buitenschoolse opvang en zijn jongste kind naar de dagopvang. Hij heeft om die reden desgevraagd voor het jaar 2013 voorschotten kinderopvangtoeslag ontvangen. Bij besluit van 29 mei 2015, als gehandhaafd bij besluit van 7 oktober 2015, heeft de Belastingdienst/Toeslagen het recht op kinderopvangtoeslag voor 2013 definitief vastgesteld. Doordat de kinderen minder uren naar de opvang zijn geweest dan vooraf doorgegeven, is het bedrag aan verstrekte voorschotten te hoog en om die reden vordert de Belastingdienst/Toeslagen € 3.178,00 terug.
De aangevallen uitspraak
2. De rechtbank heeft overwogen dat niet in geschil is dat de kinderopvangtoeslag met instemming van [appellant] is aangevraagd en dat de betalingen met zijn instemming rechtstreeks aan het kinderdagverblijf zijn overgemaakt, waartoe hij zijn DigiD aan de behandelend ambtenaar van de gemeente ter beschikking heeft gesteld. Hoewel de rechtbank er begrip voor heeft dat de administratieve verwerking van het recht op kinderopvangtoeslag voor [appellant] moeilijk is, gezien zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal, is de rechtbank van oordeel dat hij als gerechtigde tot de kinderopvangtoeslag verplicht blijft tot terugbetaling van de teveel ontvangen toeslag.
Het hogerberoepschrift
3. Voor zover [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij over 2013 recht had op kinderopvangtoeslag, omdat zijn kinderen gebruik hebben gemaakt van kinderopvang, faalt zijn betoog. De Belastingdienst/Toeslagen betwist niet dat zijn kinderen gebruik hebben gemaakt van opvang en erkent dat hij recht heeft op kinderopvangtoeslag, maar stelt zich - onder verwijzing naar diverse stukken - op het standpunt dat het definitieve bedrag aan toeslag lager uitvalt dan het door de Belastingdienst/Toeslagen uitbetaalde voorschot. Dit komt doordat zijn kinderen in 2013 minder uren opvang hebben genoten dan vooraf was opgegeven. Dit laatste heeft [appellant] niet gemotiveerd betwist.
4. [appellant] klaagt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij nog maar kort met zijn gezin in Nederland was en nooit rekeningen van de opvang heeft gezien, nooit geld heeft overgemaakt of ontvangen ten behoeve van de opvang en dus ook nooit heeft geweten wat de opvang kostte. Dit ging allemaal buiten hem om. Wel kreeg hij jaarlijks een overzicht, maar hij vertrouwde erop dat het allemaal goed ging. Hij heeft geen financieel voordeel gehad van de toeslag en de fout ligt bij de betrokken instellingen, meer in het bijzonder de gemeente Purmerend. Niet is in te zien waarom het geld bij hem moet worden teruggevorderd, aldus [appellant].
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 31 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4747) is in artikel 26 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) dwingend voorgeschreven dat, indien een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming leidt tot een terug te vorderen bedrag, zoals in dit geval, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel is verschuldigd. De Awir voorziet niet in de mogelijkheid van terugvordering af te zien. Dat [appellant] de toeslag niet daadwerkelijk op zijn eigen bankrekening heeft ontvangen maakt het voorgaande niet anders, nu dit er niet aan afdoet dat het aan [appellant] verstrekte voorschotten zijn. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht het te veel betaalde aan voorschotten kinderopvangtoeslag over 2013 van hem heeft teruggevorderd. Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2017
480.