ECLI:NL:RVS:2017:2618
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- A.B.M. Hent
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting van vreemdeling
Op 26 september 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 23 augustus 2017, waarin de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 20 september 2017 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing niet-ontvankelijk verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het verzoek van de vreemdeling gericht is op het voorkomen van zijn uitzetting naar het land van herkomst gedurende de behandeling van het hoger beroep. De grieven die in hoger beroep zijn voorgedragen, zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de gronden van beroep niet tijdig zijn ontvangen en dat de vreemdeling zijn vrees voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens onvoldoende heeft geconcretiseerd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de beoordeling van deze grieven nader onderzoek vereist, wat in deze procedure niet goed mogelijk is.
Gezien het spoedeisende belang van de vreemdeling, heeft de voorzieningenrechter besloten om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het door hem ingestelde hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgelopen tot € 495,00, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.