201704503/1/R3.
Datum uitspraak: 6 september 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Makkinga, gemeente Ooststellingwerf (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant]),
en
de raad van de gemeente Ooststellingwerf,
verweerder.
Procesverloop
Bij uitspraak van 21 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2498, heeft de Afdeling het besluit van de raad van 26 mei 2015, nr. 8, waarbij het bezwaar van [appellant] ongegrond is verklaard, vernietigd. [appellant] heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op bezwaar.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 augustus 2017, waar geen van de partijen is verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] woont aan de [locatie] te Makkinga. Hij stelt hinder te ondervinden van activiteiten die plaatsvinden op het nabij zijn woning gelegen motorcrossterrein Prikkedam. Voor zover thans van belang heeft de raad bij besluit van 26 februari 2013 het bestemmingsplan "Motorcrossterrein Prikkedam" vastgesteld. De Afdeling heeft dit vaststellingsbesluit bij uitspraak van 18 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2229, vernietigd. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft [appellant] de raad bij brief van 2 oktober 2014 verzocht opnieuw een bestemmingsplan vast te stellen. De raad heeft deze aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen bij besluit van 16 december 2014 afgewezen en vervolgens het tegen dit besluit gemaakte bezwaar bij besluit van 26 mei 2015 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 21 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2498, heeft de Afdeling dit besluit op bezwaar vernietigd. Vanwege deze uitspraak dient de raad een nieuw besluit op bezwaar te nemen. 2. Bij brief van 28 september 2016 heeft [appellant] naar aanleiding van de uitspraak van 21 september 2016 aangedrongen op een tijdige beslissing inzake het bestemmingsplan voor het motorcrossterrein Prikkedam.
Bij brief van 9 mei 2017 heeft [appellant] de raad in gebreke gesteld.
3. Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt: "Voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden met een besluit gelijkgesteld: het niet tijdig nemen van een besluit."
Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb luidt: "Het beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen […], en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft meegedeeld dat het in gebreke is."
4. Bij brief van 25 oktober 2016 heeft het gemeentebestuur aan [appellant] medegedeeld dat de beslissing op zijn bezwaar op grond van artikel 7:10, vierde lid, onder c, van de Awb wordt verdaagd. Daarbij heeft het gemeentebestuur toegelicht dat het niet mogelijk is om binnen de wettelijk gestelde termijnen een nieuw besluit op bezwaar tot vaststelling van een bestemmingsplan te nemen, aangezien een wettelijk verplichte uitgebreide voorbereidingsprocedure moet worden doorlopen.
4.1. Artikel 7:10 van de Awb luidt: "1. Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld - binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
2. De termijn wordt opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
3. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.
4. Verder uitstel is mogelijk voor zover:
a. alle belanghebbenden daarmee instemmen,
b. de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad, of
c. dit nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften.
5. Indien toepassing is gegeven aan het tweede, derde of vierde lid, doet het bestuursorgaan hiervan schriftelijk mededeling aan belanghebbenden."
4.2. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het gemeentebestuur zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verder uitstel nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften en daarom toepassing mogen geven aan artikel 7:10, vierde lid, aanhef en onder c, van de Awb. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het gemeentebestuur heeft toegelicht dat ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure moet worden doorlopen en een milieueffectrapport moet worden opgesteld.
Nu gelet hierop de wettelijke beslistermijn voor het nemen van een besluit op bezwaar nog niet is geëindigd, is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op bezwaar niet-ontvankelijk.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Boer
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2017
745.