201505346/1/R4.
Datum uitspraak: 21 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Makkinga, gemeente Ooststellingwerf,
appellant,
en
de raad van de gemeente Ooststellingwerf,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2014 heeft de raad de aanvraag van [appellant] om een bestemmingsplan vast te stellen voor het motorcrossterrein Prikkedam te Makkinga afgewezen.
Bij besluit van 26 mei 2015 heeft de raad het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak gevoegd met het zaak nr. 201505795/1/A1 ter zitting behandeld op 24 februari 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. C.R. Jansen, en het college, vertegenwoordigd door T. Wuite en K. van Dalen, beiden werkzaam bij de gemeente, vergezeld door S. de Boer, wethouder, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Motorclub Ooststellingwerf, vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] woont aan de [locatie] te Makkinga. Hij stelt hinder te ondervinden van activiteiten die plaatsvinden op het nabij zijn woning gelegen motorcrossterrein Prikkedam. Voor zover thans van belang heeft de raad op 26 februari 2013 het bestemmingsplan "Motorcrossterrein Prikkedam" vastgesteld. Dit bestemmingsplan is bij uitspraak van de Afdeling van 18 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2229, vernietigd. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de raad ervoor gekozen om een beheersverordening vast te stellen voor het motorcrossterrein. Bij besluit van 24 september 2014 heeft de raad hiervoor de beheersverordening "Motorcrossterrein Prikkedam" (hierna: de beheersverordening) vastgesteld. Onder verwijzing naar de beheersverordening heeft de raad de aanvraag van [appellant] om een bestemmingsplan vast te stellen afgewezen. Toetsingskader
2. Bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan komt de raad beleidsvrijheid toe. De Afdeling toetst dit besluit terughoudend. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van de vaststelling van het plan en voorts of bij het nemen van dat besluit anderszins niet is gehandeld in strijd met het recht.
Bespreking van de beroepsgrond
3. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte weigert een bestemmingsplan voor het motorcrossterrein Prikkedam vast te stellen. Daartoe voert hij aan dat de beheersverordening niet kan worden beschouwd als een actuele juridisch-planologische regeling, omdat deze niet de feitelijke situatie ter plaatse vastlegt. [appellant] verwijst naar het oordeel van de rechtbank Noord-Nederland in de uitspraak van 29 juni 2015, zaak nr. LEE 14/5483 (aangehecht), waarin de rechtbank de beheersverordening onverbindend heeft verklaard.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat met de beheersverordening wel een actuele juridisch-planologische regeling voor het motorcrossterrein is vastgesteld. Volgens de raad is een beheersverordening een planologisch instrument dat in plaats van een bestemmingsplan kan worden ingezet voor gebieden waarin geen ontwikkelingen zijn voorzien. De omstandigheid dat de rechtbank in haar uitspraak van 29 juni 2015 de beheersverordening onverbindend heeft verklaard, is volgens de raad niet van belang, omdat het bestreden besluit reeds hiervoor was genomen.
3.2. Ingevolge artikel 3.38, eerste lid, van de Wro kan de raad, onverminderd de gevallen waarin bij of krachtens wettelijk voorschrift een bestemmingsplan is vereist, in afwijking van artikel 3.1 van de Wro voor die delen van het grondgebied van de gemeente waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien, in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vaststellen, waarin het beheer van dat gebied overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld.
3.3. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van een aanvraag om naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 18 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2229, opnieuw een bestemmingsplan vast te stellen. De afwijzing van de aanvraag steunt op de keuze van de raad om voor het gebied een beheersverordening vast te stellen, hetgeen betekent dat hij voor dit gebied geen ruimtelijke ontwikkelingen voorziet. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb staat tegen een besluit tot vaststelling van een beheersverordening geen beroep bij de bestuursrechter open. Slechts voor de beoordeling van de motivering van de afwijzing van de aanvraag is van belang of de raad er van mocht uitgaan dat naast de mogelijkheid tot het vaststellen van een bestemmingplan tevens de mogelijkheid bestond om een beheersverordening vast te stellen.
3.4. De raad heeft het bestreden besluit gemotiveerd met een verwijzing naar de beheersverordening. Volgens de raad is door de vaststelling van de beheersverordening sprake van een actuele juridisch-planologische regeling voor het motorcrossterrein. Bij de eerder genoemde uitspraak van 29 juni 2015 heeft de rechtbank Noord-Nederland de beheersverordening evenwel onverbindend verklaard. Deze uitspraak van de rechtbank is bij uitspraak van de Afdeling van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2467, bevestigd. In de uitspraak van 14 september 2016 is kort gezegd overwogen dat de beheersverordening, wat betreft artikel 3.1 en artikel 7, onder a, van deze verordening, onverbindend moet worden geacht, omdat niet is gebleken dat de raad een ruimtelijke afweging heeft gemaakt tussen de belangen die zijn gemoeid met het gebruik van de motorcrossbaan en de belangen van [appellant] bij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Nu de beheersverordening in zoverre onverbindend moet worden geacht, kan de beheersverordening niet worden beschouwd als een afdoende juridisch-planologische regeling voor het motorcrossterrein. Gelet hierop moet worden geoordeeld dat de raad het bestreden besluit met de enkele verwijzing naar de beheersverordening onvoldoende heeft gemotiveerd. Het betoog slaagt.
Conclusie en proceskosten
4. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit moet worden vernietigd. Dit heeft tot gevolg dat de raad opnieuw, binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn, op het bezwaar van [appellant] dient te beslissen.
5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Ooststellingwerf van 26 mei 2015, nr. 8, waarbij het bezwaar van [appellant A] en [appellant B] ongegrond is verklaard;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Ooststellingwerf tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan de een bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Ooststellingwerf aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan de een bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Nijholt, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Nijholt
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2016
767.