ECLI:NL:RVS:2017:2378
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 9 juni 2017 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 18 juli 2017 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad van State oordeelt dat het hogerberoepschrift niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 85 van de Vreemdelingenwet. De vreemdeling heeft in zijn hogerberoepschrift geen grieven geformuleerd die zich richten tegen de uitspraak van de rechtbank. Hierdoor is er geen sprake van een geldige grief en is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
De Raad van State heeft in zijn beslissing ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 9 augustus 2017.